'Van de ruim 1,2 miljoen 15- tot 75-jarige werknemers die in 2015 te maken kregen met een langdurend ernstig zieke naaste heeft 57 procent zorg verleend. Bij de mannen lag dit percentage met 49 procent lager dan bij de vrouwen (66 procent). Wel namen mannen die zorg verleenden gemiddeld vaker hiervoor verlof op dan zorgende vrouwen. Ook besteedden mannen met 11 uur per week gemiddeld een uur meer aan de zorgverlening dan de vrouwen. Betaalde verlofsoorten zoals het kortdurende zorgverlof of ‘gewone’ vakantiedagen worden het vaakst gebruikt wanneer zich een langdurende zorgsituatie voordoet.'
In dit artikel wordt op basis van gegevens uit de Enquête beroepsbevolking 2005 bekeken in hoeverre de zorg voor jonge kinderen samenhangt met de bruto arbeidsparticipatie en de arbeidsduur. In de EBB wordt aan personen van 25-49 jaar met kinderen jonger dan dertien jaar gevraagd of zij op vaste doordeweekse dagen voor de kinderen zorgen. Met die vraag is een maatstaf beschikbaar of mensen echt de zorg voor hun jonge kinderen op zich nemen. Ook aan ouders met een ernstig ziek kind is gevraagd of zij regelmatig zorgen. Vaders zonder vaste zorgdagen hebben vrijwel allemaal een volledige baan. Vaders die wel zorgen, werken minder vaak en minder uren. Vooral hoger opgeleiden werken dan relatief weinig uren en combineren vaker arbeid en zorgtaken. Ruim 600 duizend mensen zorgen voor een zieke naaste. Tweederde hiervan is vrouw. De groep 50-54-jarigen telt de meeste personen die de zorg voor een naaste op zich genomen hebben. Het gaat meestal om de zorg voor een ouder. Bij deze zorg bestaat geen relatie met arbeidsdeelname. Mannen die zorgen voor een naaste, zien dit niet als reden om niet te werken. Bij zorg voor een gezinslid is dat bij vrouwen wel het geval.