In de wetenschap heerst nog steeds het beeld van de Latijnse taal als een mannelijk domein. Echter, van de late oudheid tot de achttiende eeuw was een grote groep geletterde vrouwen die werkten als schrijver of opdrachtgever van Latijnse teksten. Dat het schrijven over religieuze zaken niet alleen voorbehouden was aan de man, blijkt uit literatuur van de Latijnse auteurs Egeria (4e eeuw) en Hugeburc (8e eeuw). Dit artikel beschrijft onder meer wie ze waren, hoe ze in verschillende tijdsperioden werden ontvangen en hoe hun receptie zich verhoudt tot hun eigen zelfpresentatie.