Het kort geding als civielrechtelijk procesmiddel lijkt meer recht te doen aan de positie van slachtoffers van onrechtmatige gedragingen dan het strafrecht dat het slachtoffer in een lijdelijke rol dwingt. Een voorbeeld hiervan zou de eis van een straatverbod in een kort gedingprocedure zijn. Joyce Hes deed onderzoek naar de beleving door eiseres en gedaagde in deze kort gedingprocedure.
In dit artikel komt de vraag aan de orde waarom slachtoffers van seksueel geweld, ook wanneer er van een volledige strafrechtelijke vervolging en berechting sprake is, toch behoefte kunnen voelen aan een 'civielrechtelijk' straatverbod. Naar aanleiding van gesprekken met slachtoffers en daders constateert Joyce Hes voorts dat er ten aanzien van de beleving van het strafrechtelijke gebeuren een aantal opvallende paralellen is. Eén van de belangrijkste overeenkomsten in beleving van het strafrecht is dat beide partijen zich 'gebruikt' voelden door het Openbaar Ministerie, dat de zaak van het cellentekort over de hoofden van slachtoffers èn daders heen aan de man had gebracht.