In dit themanummer over netwerken vormt de relatie tussen de uitsluitende werking van netwerken en genderongelijkheid de eerste van drie onderzoekslijnen in het Nederlandstalige onderzoek naar gender en netwerken. Zij omvat twee andere onderzoekslijnen: netwerken als hulpbron en de werking van netwerken. Marieke van den Brink onderzoekt de werking van gender in (in)formele netwerken en analyseert het effect van deze gesloten wervingsprocedures op de kansen voor vrouwen om hoogleraar te worden. Marguerite van den Berg analyseert de narratieven van de eerste generatie Rotterdamse Marokkaanse vrouwen over hun ervaringen met en verwachtingen van 'vooruitkomen' in de Nederlandse samenleving. Margreth Hoek breekt een lans voor de ontwikkeling van overheidsbeleid dat gericht is op het ondersteunen van (in)formele opvoedingsnetwerken. Judith Metz laat zien dat in het vrijwilligerswerk in de zorg het vooral oudere mannen van kleur zijn voor wie de sluitende werking van netwerken geldt. Yvonne Benschop stelt in haar oratie dat gender en organisatie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en vorm krijgen in praktijken.