Auteur gaat na of verband bestaat tussen de dichteressen uit de jaren vijftig en die uit de jaren tachtig. Of is er sprake van een eigen traditie in de poëzie van vrouwen en staat deze los van die van mannen.
Auteur wil enkele aspecten tonen van de vriendschappen tussen geleerde vrouwen in de achttiende eeuw in Nederland. Met hun romantische vriendschap bleven vrouwen op hun toegewezen terrein, met hun geleerdheid betraden ze verboden mannenterrein.