Het verschil in pensioengerechtigde leeftijd tussen mannen en vrouwen (doorgaans vijfenzestig en zestig jaar) heeft voor vrouwen één plezierige consequentie: zij kunnen vijf jaar eerder dan mannen aanspraak maken op een pensioen. Minder plezierig is, dat vele werkgevers daaruit de conclusie trekken dat vrouwen 'dus' na hun zestigste niet meer mogen doorwerken. Vrouwen die na hun pensioendatum de werkzaamheden willen voortzetten kunnen geconfronteerd worden met een werkgever die zijn uiterste best doet om de voortzetting van de werkzaamheden onmogelijk te maken.
Het interessante van de flexibiliseringstendens is, dat er een ontwikkeling op gang is gekomen die al jaren door de vrouwenbeweging wordt bepleit: een doorbreking van de rigiditeit van de structuur van de arbeidsorganisatie. De flexibilisering voltrekt zich feitelijk al in een zo hoog tempo, dat het geweeklaag van werkgevers over de onbuigzaamheid van het arbeidsrecht gevoeglijk met een korrel zout kan worden genomen. Flexibele werknemers echter hebben nog veel te wensen over ten aanzien van hun rechtspositie. In dit artikel worden de praktische wensen geschetst en de zeer wel aanwezige mogelijkheden het arbeidsrecht daaraan aan te passen.