Ingegaan wordt o.m. op migratiegeschiedenis van Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse bevolkingsgroepen, en de groei en de vruchtbaarheid van de eerste en tweede generatie. De leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers van de tweede generatie zijn voor de jongere vrouwen lager dan de vruchtbaarheidscijfers van de eerste generatie, maar hoger dan die van de autochtone bevolking.
De gezinsvorming wordt al lange tijd gekenmerkt door uitstel: niet alleen beginnen vrouwen op steeds hogere leeftijd met een gezin, ze voltooien het ook op steeds hogere leeftijd. Dit heeft samen met een groeiend percentage vrouwen dat nooit moeder wordt, tot gevolg dat er steeds minder moeders van beneden de 30 jaar zijn met baby's en peuters. De laatste twintig jaar is onder eind dertigers het aantal jonge moeders juist fors gestegen. Deze stijging zal nog tot rond 2005 voortduren.