Philomena Essed sprak aan het begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw met een twintigtal Surinaamse vrouwen in Nederland en Afro-Amerikaanse vrouwen in de Verenigde Staten over de vooroordelen en het racisme dat deze vrouwen ondervonden in hun alledaagse omgang met witte mensen bij situaties op het werk, het zoeken naar woonruimte, het contact met buren of collega's, bij het winkelen, in de bus of in de tram. Essed noemde dit alledaags racisme: een diffuus geheel van steeds terugkerende patronen van discriminatie en vooroordeel.
Heruitgave van 'Alledaags racisme' uit 1984, aangevuld met een nieuw hoofdstuk over eigengerechtigd racisme: het racisme dat wordt gerechtvaardigd met een beroep op de vrijheid van meningsuiting.