Arends zocht LHNO-meisjes op die in 1982 bij elkaar in de klas zaten en in 1984-1985 de school verlieten, en ging na hoe hun arbeidsloopbaan sindsdien verliep. In de door haar onderzochte groep tekent zich een duidelijk verschil af tussen de meisjes die zich bekwaamd hebben in het kappersvak en de anderen. De laatste groep doet over het algemeen ongeschoold werk dat weinig perspectief biedt. Ook blijkt dat alle meisjes alle mogelijke moeite doen om betaald werk te vinden. De aard van het werk beïnvloedt het toekomstperspectief van deze meisjes.