In dit boek beschrijft Clare Wesselius het leven van haar tante Clasina Maria (Claasje) Eggink (1890-1982) tegen de achtergrond van de internationale politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van de twintigste eeuw. Claasje Eggink werd in haar jonge jaren door een vriendin meegenomen naar een demonstratie voor vrouwenkiesrecht, ze raakte actief betrokken bij een Sociaal-Anarchistische partij en bij de Communistische Partij, waar ze te maken had met dichteres Henriette Roland Holst, historica Annie Romein, politicus Jacques de Kadt, journalist Sal Tas, haar vriendin Josine Meyer en vele anderen. Vanwege haar kritische houding wordt ze uit de communistische partij ook weer geroyeerd. In het crisisjaar 1929 emigreert ze met haar man naar de Verenigde Staten, vanwaar ze familie en vrienden brieven schrijft over hun belevenissen, haar ideeën en haar herinneringen.