In het eerste artikel beschrijft Mineke van Essen de opkomst en vestiging van het ideaal van een specifieke meisjespedagogiek in de periode 1750-1850. Van Essen laat m.b.v. empirisch-historisch onderzoek zien dat rond 1850 de onderwijspraktijk geenszins aan dit ideaal voldeed. In de jaren zestig van de vorige eeuw werden initiatieven genomen ter verbetering van het onderwijs aan meisjes. In het tweede artikel beschrijft Mieneke Pouwelse de denkbeelden en activiteiten van enkele personen die nadrukkelijk bij de initiatieven betrokken waren. In het derde artikel wijst Nelleke Bakker op een paradox: in de eerste helft van deze eeuw waren pedagogen bijna unaniem in hun afwijzing van coëducatief voortgezet onderwijs, terwijl in diezelfde periode de gemengde HBS aanmerkelijk meer meisjes trok dan de seksespecifieke MMS. Het laatste artikel, geschreven door Mieke Lunenberg, handelt over de jeugdzorg voor arbeidersmeisjes in het interbellum.