Tussen de twee wereldoorlogen trokken veel Duitse meisjes en vrouwen naar Nederland om daar in de huishoudens werk te vinden en de armoede en ellende te ontvluchten. Nagegaan wordt hoe het migratieproces vorm kreeg, mede onder invloed van opvattingen over zedelijkheid en vaderlandsliefde. Het eerste deel richt zich op de begeleiding en controle van Duitse instellingen in Nederland. In het tweede deel worden deze ideeën en activiteiten op institutioneel niveau vergeleken met de individuele beleving van Duitse dienstmeisjes.