In het algemeen gesproken leidt de wens de samenhang van het abolitionisme niet aan te tasten tot een gebrek aan interesse voor of een voorbijgaan aan die ontwikkelingen waar emancipatorische krachten vooruitgang trachten te boeken, en wel op een wijze die criminalisering niet uitsluit. Het dilemma wordt op de spits gedreven wanneer men de vraag stelt of een echtgenoot aansprakelijk kan worden gesteld voor verkrachting van zijn vrouw en of deze materie in het Wetboek van Strafrecht thuishoort. Het opnemen van deze materie in het Wetboek van Strafrecht betekent immers een verbreding van het strafrechtstelsel met een verschijnsel dat tot nu toe buiten het bereik van het juridisch apparaat viel. Uiteindelijk leidt deze uitbreiding van het werkingsterrein van het Wetboek van Strafrecht onvermijdelijk tot criminalisering. Echter, als deze materie niet wordt opgenomen betekent dit impliciet dat men kiest voor het voortbestaan van een anachronisme in de wetgeving met betrekking tot seksueel geweld: een getrouwde vrouw wordt wettelijk beschermd tegen schending van haar seksuele zelfbeschikkingsrecht door iedereen, met uitzondering van degene die hier waarschijnlijk de grootste bedreiging voor vormt.