VO3 (Den Haag, 4 april 1929) is een van de oprichters van het eerste Blijf van m’n Lijfhuis in Amsterdam. Ze vertelt over haar jeugd: over de relatie met haar vader en moeder, over haar nierziekte en de psychische problemen van haar broertje, en over hoe ze als niet-joods kind met joodse familieleden de jodenvervolging en de hongerwinter beleeft. Op haar achttiende gaat ze naar de School voor Maatschappelijk Werk in R. Vanwege de dingen die ze als kind heeft meegemaakt, specialiseert ze zich in hulpverlening aan probleemkinderen. Ze gaat werken als bedrijfsmaatschappelijk werkster bij textieldrukkerij Vlisco in Helmond, waar ze zowel haar eerste liefde S. als haar latere echtgenoot leert kennen. Met hem krijgt VO3 vier kinderen. Na de geboorte van de vierde gaat ze weer werken. Het huwelijk loopt stuk door de problemen die de psychische problemen van haar man veroorzaken. Na de scheiding gaat VO3 samenwonen met S. in Asterdam. Met anderen beginnen ze de praatgroep Purperen Mien, later omgedoopt in Paarse September. Hierna richt VO3 samen met anderen in 1974 het eerste Blijf van m’n Lijfhuis op, met als uitgangspunt zelfhulp. Ze beschrijft de ontwikkeling van de organisatie: intakes en kinderwerk opzetten, maatregelen nemen tegen agressie tussen bewoonsters, vrijwilligers opleiden, het begin van de overheidssubsidie. Ze zetten het straatverbod als hulpmiddel op de kaart en krijgen de politie zover vrouwenmishandeling te gaan registreren. Noor blijf acht jaar intensief betrokken bij het huis, naast haar fulltime docentschap aan de Sociale Academie. Ze ontmoet T. , met wie ze sindsdien een lat-relatie heeft. Ze gaat supervisie geven aan stagiaires en later aan groepswerkers bij het Joods Maatschappelijk Werk. Ze verdiept zich in de joodse geschiedenis en cultuur en leidt praatgroepen op een conferentie over het ondergedoken kind. Terugkijkend op haar werk, concludeert ze dat kinderen en groepswerk daarin altijd centraal hebben gestaan.
VO5 (Den Haag, 11 februari 1948) is oud-directeur van het Blijf van m’n Lijfhuis Alkmaar. Ze komt uit een socialistisch, ongelovig gezin, belast door de ervaringen van de ouders in de Tweede Wereldoorlog. Na de ULO volgt ze een jaar vormingsschool en daarna de opleiding kinderverzorging. Haar schooltijd ervaart ze als een groot feest. Op haar achttiende gaat ze werken bij de Martha Stichting in Alphen aan den Rijn. Ze verkeert in de marge van linkse politieke kringen. In haar volgende baan in het Zeehospitium in Katwijk ontmoet ze haar man. Ze wordt snel zwanger, krijgt twee kinderen en gaat weer verder met werken en studeren wanneer de jongste drie is. De botsingen met haar man over de rolverdeling thuis leiden later tot een tijdelijke scheiding. Ze komt in de vrouwenhulpverlening terecht wanneer ze wordt aangenomen als oproepkracht bij FIOM-huis Cortona in Leiden. Daarna gaat ze werken in de crisisopvang en in de psychiatrie, waar een heel andere cultuur en methodiek heersen. Ze keert terug naar de vrouwenhulpverlening wanneer ze leidinggevende wordt in het FIOM-huis Klein Henegouwen in Rotterdam, en daarna directeur van het Blijf van m’n Lijfhuis in Alkmaar. Ze vergelijkt de twee organisaties en beschrijft het opbouwen van relaties met gemeente en politie. In haar Alkmaarse tijd komt er langzaam meer financiële ruimte, en maakt de organisatie een cultuuromslag naar meer openheid en systeemgericht en krachtgericht werken. Ze vertelt hoe de moord op een ex-bewoonster haar inspireert tot het nieuwe opvanghuisconcept van het Oranje Huis. Nadat Alkmaar zich aansluit bij de Blijf-groep is er voor haar geen plaats meer in de organisatie en stopt ze met betaald werk.
VO2 (Delft, 2 maart 1952) is directeur-bestuurder van de Blijf Groep. Ze beschrijft haar jeugd in een calvinistisch gezin en de relatie met haar vader en moeder. Ze studeert sociale pedagogiek in Amsterdam, en ontmoet in die tijd haar man, met wie ze snel trouwt maar pas na tien jaar kinderen krijgt. Vrijwilligerswerk brengt haar in haar studietijd in contact met het Amsterdamse Vrouwenhuis en de vrouwenbeweging. Ze houdt afstand van het dogmatische feminisme, maar wordt wel gevormd door de therapeutische groepen waar ze samen met haar man aan deelneemt. Ze wordt in 1979 stafmedewerker bij het Eliashuis in Amsterdam en een paar jaar later directeur. Ze bouwt een landelijk netwerk van contacten op met collega-opvanghuizen, waar uiteindelijk ook het Blijf van m’n Lijfhuis deel van gaat uitmaken. De onderlinge ideologische verschillen blijven lang een obstakel, maar ze vinden elkaar uiteindelijk in de gezamenlijke belangenbehartiging voor hun cliënten. Eind jaren tachtig werkt ze nauw samen met de gemeente Amsterdam. Ze beschrijft hoe organisaties steeds verder professionaliseren en hun cliënten centraal gaan stellen in plaats van hun eigen belangen. Wetenschappelijk onderzoek brengt de problematiek van huiselijk en seksueel geweld steeds beter in kaart en zorgt op de lange duur voor meer draagvlak en betere methodieken. Op aandringen van Aleid komen er de Steunpunten Huiselijk Geweld. In 2000 fuseren het Eliashuis en het Amsterdamse Blijf van m’n Lijfhuis tot Vrouwenopvang Amsterdam met Aleid als directeur. Ze beschrijft de ontwikkeling naar systeemgericht werken (niet alleen met het slachtoffer, maar ook met de dader), de komst van de problematiek van het zelfstandig verblijfsrecht, de strijd om subsidie, het nieuwe concept van het Oranje Huis. Ze evalueert het principe van zelfhulp in contrast met het hedendaagse uitgangspunt om het stoppen van het geweld centraal te zetten. Ze besluit met haar verwachtingen van huidige en toekomstige ontwikkelingen.
V01 is oud-directeur van het Blijf van m’n Lijfhuis Amsterdam. Ze groeit beschermd op in Nijmegen en studeert daarna psychologie in Groningen. Ze wordt slachtoffer van seksueel geweld en komt zo in contact met Tegen Haar Wil, waar ze vrijwilliger en later coördinator wordt. Ze is daarnaast betrokken bij de anti-apartheidsbeweging. Met haar vriendin J. vertrekt ze naar Amsterdam, waar ze kort in de anti-apartheidsbeweging werkt en vervolgens in de vrouwenhulpverlening. Bij de Sigra heeft ze als taak de vrouwenhulpverlening overal in reguliere organisaties op de agenda te krijgen. Ze zit in het bestuur van Tegen Haar Wil Amsterdam en is daar betrokken bij de omslag van activisme naar reguliere hulpverlening. Na de Sigra wordt ze directeur van het Blijf van m’n Lijfhuis, dat dan net de omslag van zelfhulp naar professionele hulpverlening gemaakt heeft. Ze vertelt over hoe de organisatie dan werkt, met kinderwerk en vrouwenwerk en gastvrouwen voor de avond en nacht, over wat voor vrouwen er zitten, hulp en conflicten onderling, misbruik dat van de opvang gemaakt wordt, de problemen rond het geheime adres. Ze krijgt een relatie met E., die 25 jaar duurt tot E. in 2011 overlijdt. Ze vertelt uitvoerig over E's activisme en hun band. VO1 initieert nieuwe ontwikkelingen als een tussenhuis, waar vrouwen naartoe kunnen doorstromen vanuit de crisisopvang, en daderhulpverlening. Door wetenschappelijk onderzoek krijgt de problematiek van huiselijk geweld meer aandacht, maar meer geld komt er pas veel later. Er rijzen nieuwe thema’s, zoals de problematiek rond verblijfsvergunningen van getrouwde vrouwen, gedwongen prostitutie en eerwraak. Na vier jaar bij het Blijf van m’n Lijfhuis maakt ze verder carriere in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg. Naast haar werk is ze betrokken bij NIKIM, een club die de gezondheidszorg wil verbeteren.
In dit Oral History project worden vijf vrouwen geïnterviewd die hun stempel hebben gedrukt op de veertigjarige geschiedenis van de vrouwenopvang in Nederland. De rol van de Blijf-van-m’n-Lijf-huizen en de vrouwen die het eerste opvanghuis hebben opgericht en die op beslissende momenten directeur van de groeiende organisatie zijn geweest, of die anderszins grote invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de vrouwenopvang. Hun persoonlijke en professionele verhaal vult de bronnen in de literatuur en het archief over de vrouwenopvang aan (i.h.b. Blijf-van-m’n-Lijf). In de interviews wordt ook aandacht worden besteed aan de betekenis van het zelfhulp-principe zoals aanvankelijk ontwikkeld in Blijf-van-mijn-Lijf.