
J4« JJaattgang.
QXoimsiiflg 25 jïpttil $06.
Xf. %
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van:
W. DRUCKER en Th. P. B HAVER.
IIIIIMIMiViJIMHIIIIIIMI
Abonnementsprijs per 3 maanden
f 0.75
Voor België, 't overige Buitenland en
tfed.-Indië
, 0.95
Afzonderlijke Nummers
, 0.05
Bureau van Redactie en Administratie:
Weesperzijde 14
AMSTERDAM.
il
M
im
Advcrtentiè'n por regel
f 0.15
Grooto letters naar plaatririmte.
±>oekaankondigingon per regel
„ 0.10
en 4/3 maal.
Aanvragen en betrekkingen
„0.05
i
ii in 1111
INHOUD.
Vrouwenarbeid in het verleden en liet heden.
Bevalling.
Hoederschap en arbeid buitenshuis.
Binnen de grenzen.
Vergaderingen.
Uit den Vreemde.
Feuilleton: Dubbele Moraal.
Advertentiëo.
m fat faütn.
„ Te veel toch wordt aangenomen dat h et optreden (der vrou vv).
in handel en nijverheid eene eigenaardigheid is van de laatste
tijden", zegt Mr. J. 0. v. O vervoorde in zijn veel te weinig
gekende dissertatie. Volkomen waar. Millioenen en millioenen toch zij die nagalmen, onnoozele kinderen gelijk,
dwepende met een ideaal, dat, als schier alle idealen,
gerealiseerd zou blijken te zijn een monstruositeit, Michelet's
meer theatralen, dangefundamenteerdenuitroep: „L'ouvrière!
mot impie, sordide, qu' aucune langue n'eut jamais, qu'
aucun temps n'aurait compris avant eet age de fer et
qui balancerait a lui seul tous nos prétendus progrès;,
1 )
waartegenover zet Leroy-Beaulieu, met vrij wat minder
succes, maar met oneindig meer grond: „L'onoribre, dirons
nous, mot glorieux que tous les peuples connurent, dès
qu' ils eurent supprimé 1'esclavage et la servitude."
2
) In
deze twee leuzen heel de ethische zijde van den eeuwenouden, maar in onze dagen vooral zoo ziedenden strijd:
Michelet ziet, of wil gezien hebben in de vrouw niet den
mensch, maar een bovenaardsch, mysterieus, transcendentaal wezen, wat de vrouw vleit en den man behaagt,
wijl, hetzij dan boven, hetzij dan onder hem, zij niet wordt
zijns gelijke en hij blijft bezitter van het aardsche slijk,
dat hem intusschen in staat stelt haar, hemelsche heerlijkheid, te koopen; Leroy-Beaulieu ziet in haar slechts
den mensch, wat haar, gewoon aan poëtische oppauwerij,
') La Femme, pag. 22. Arbeidster! onrein, heilloos woord, voorheen, voor de ijzer-periode in geen enkele taal gekend, door geen
enkelen tijd begrepen en dat door zich alleen te niet doet geheel
onzen zoogenaamden vooruitgang.
2
) Le travail des Femmes au XlXe siècle. Arbeidster, glorieus
woord, zeggen wij, gekend door alle volkeren, van af het oogenblik,
dat zij badden afgeschaft slavernij en heereudiensten.
kwetst in beur ijdelheid en hein choqueert, wijl daardoor
wordt geknakt zijn aardsche finantiëele, alsook maritale
macht.
Dat de vrouw uit het verleden niet zou hebben gearbeid, buiten heur baren zou zijn geweest een onproductieve figuur, te dwaas om zelfs aan te denken. De quaestie
vrouwenarbeid loopt dan ook niet daarover, maar over de
conditiën waaronder zij heeft gewerkt en zal werken: als
vrije, voor een zeker vooraf bepaald loon, ofwel als lijfeigene,
voor anderen, haar verschaffende, niet als belooning maar
als gift, dak en voedsel. Au fond doet het er eigenlijk
niets te
r - wat on hoe onze voonnoederer arbeidden: heel
de arbeid toch immers heeft in de laatste eeuw gewenteld om zijn as; losgerukt uit zijn voegen, valt geen
rekening meer te houden met het verleden, maar waar de
adherenten Michelet — evenals in de eerste dagen van
het Christendom te midden van enorme beweging de vrouw
toekrijtende: in godesnaam, sta gij stille — steeds lamenteeren, dat door de huidige productiewijze met zijn
vrouwenarbeid het gezin wordt ontwricht, daar is het
noodig te wijzen op de historie.
Zich niet verdiepende in syntheses als die van prof.
Drummond,
:i
) doceerende, dat het de moeder was die
bouwde 's menschen eerste woning; zij uitvond het koken
van het voedsel, het lichaam door oinwindselen te beschutten tegen koude, of die van Jules Bois, die haar noemt
uitvindster van het vuur, van pijl en boog, van het rad,
van het vaartuig,
4
) blijft er toch genoeg overig om te
wederleggen de misschien wèl-luidende, maar hoogst schadelijke, de vrouw ontmenschende Michelet'sche phraseologie.
In heel de geschiedenis toch, voor zooverre deze gewaagt van
den arbeid — on dat doet zij niet heel veel, als zijnde voor
haar steeds meldenswaardiger de werken des zwaards,
dan die van ploeg, houweel en spinnewiel — neemt de vrouw
een plaats in bij den arbeid. Herders waren de patriarchen en herderin was ook Rachel, Laban's dochter; niet
binnenshuis werkte zij, maar daar buiten in het vak van
heur mannelijke verwanten en knechten, onder hen, met
hen. En Zippora, Mozes vrouw, deed als zij. Zijde en
linnen, hemelsblauw, purper en scharlaken sponnen de
3 ) Tlie ascent of man. London 1894.
4
J L'Ece nouvelle, pag. 44 on 45.
QXoimsiiflg 25 jïpttil $06.
Xf. %
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van:
W. DRUCKER en Th. P. B HAVER.
IIIIIMIMiViJIMHIIIIIIMI
Abonnementsprijs per 3 maanden
f 0.75
Voor België, 't overige Buitenland en
tfed.-Indië
, 0.95
Afzonderlijke Nummers
, 0.05
Bureau van Redactie en Administratie:
Weesperzijde 14
AMSTERDAM.
il
M
im
Advcrtentiè'n por regel
f 0.15
Grooto letters naar plaatririmte.
±>oekaankondigingon per regel
„ 0.10
en 4/3 maal.
Aanvragen en betrekkingen
„0.05
i
ii in 1111
INHOUD.
Vrouwenarbeid in het verleden en liet heden.
Bevalling.
Hoederschap en arbeid buitenshuis.
Binnen de grenzen.
Vergaderingen.
Uit den Vreemde.
Feuilleton: Dubbele Moraal.
Advertentiëo.
m fat faütn.
„ Te veel toch wordt aangenomen dat h et optreden (der vrou vv).
in handel en nijverheid eene eigenaardigheid is van de laatste
tijden", zegt Mr. J. 0. v. O vervoorde in zijn veel te weinig
gekende dissertatie. Volkomen waar. Millioenen en millioenen toch zij die nagalmen, onnoozele kinderen gelijk,
dwepende met een ideaal, dat, als schier alle idealen,
gerealiseerd zou blijken te zijn een monstruositeit, Michelet's
meer theatralen, dangefundamenteerdenuitroep: „L'ouvrière!
mot impie, sordide, qu' aucune langue n'eut jamais, qu'
aucun temps n'aurait compris avant eet age de fer et
qui balancerait a lui seul tous nos prétendus progrès;,
1 )
waartegenover zet Leroy-Beaulieu, met vrij wat minder
succes, maar met oneindig meer grond: „L'onoribre, dirons
nous, mot glorieux que tous les peuples connurent, dès
qu' ils eurent supprimé 1'esclavage et la servitude."
2
) In
deze twee leuzen heel de ethische zijde van den eeuwenouden, maar in onze dagen vooral zoo ziedenden strijd:
Michelet ziet, of wil gezien hebben in de vrouw niet den
mensch, maar een bovenaardsch, mysterieus, transcendentaal wezen, wat de vrouw vleit en den man behaagt,
wijl, hetzij dan boven, hetzij dan onder hem, zij niet wordt
zijns gelijke en hij blijft bezitter van het aardsche slijk,
dat hem intusschen in staat stelt haar, hemelsche heerlijkheid, te koopen; Leroy-Beaulieu ziet in haar slechts
den mensch, wat haar, gewoon aan poëtische oppauwerij,
') La Femme, pag. 22. Arbeidster! onrein, heilloos woord, voorheen, voor de ijzer-periode in geen enkele taal gekend, door geen
enkelen tijd begrepen en dat door zich alleen te niet doet geheel
onzen zoogenaamden vooruitgang.
2
) Le travail des Femmes au XlXe siècle. Arbeidster, glorieus
woord, zeggen wij, gekend door alle volkeren, van af het oogenblik,
dat zij badden afgeschaft slavernij en heereudiensten.
kwetst in beur ijdelheid en hein choqueert, wijl daardoor
wordt geknakt zijn aardsche finantiëele, alsook maritale
macht.
Dat de vrouw uit het verleden niet zou hebben gearbeid, buiten heur baren zou zijn geweest een onproductieve figuur, te dwaas om zelfs aan te denken. De quaestie
vrouwenarbeid loopt dan ook niet daarover, maar over de
conditiën waaronder zij heeft gewerkt en zal werken: als
vrije, voor een zeker vooraf bepaald loon, ofwel als lijfeigene,
voor anderen, haar verschaffende, niet als belooning maar
als gift, dak en voedsel. Au fond doet het er eigenlijk
niets te
r - wat on hoe onze voonnoederer arbeidden: heel
de arbeid toch immers heeft in de laatste eeuw gewenteld om zijn as; losgerukt uit zijn voegen, valt geen
rekening meer te houden met het verleden, maar waar de
adherenten Michelet — evenals in de eerste dagen van
het Christendom te midden van enorme beweging de vrouw
toekrijtende: in godesnaam, sta gij stille — steeds lamenteeren, dat door de huidige productiewijze met zijn
vrouwenarbeid het gezin wordt ontwricht, daar is het
noodig te wijzen op de historie.
Zich niet verdiepende in syntheses als die van prof.
Drummond,
:i
) doceerende, dat het de moeder was die
bouwde 's menschen eerste woning; zij uitvond het koken
van het voedsel, het lichaam door oinwindselen te beschutten tegen koude, of die van Jules Bois, die haar noemt
uitvindster van het vuur, van pijl en boog, van het rad,
van het vaartuig,
4
) blijft er toch genoeg overig om te
wederleggen de misschien wèl-luidende, maar hoogst schadelijke, de vrouw ontmenschende Michelet'sche phraseologie.
In heel de geschiedenis toch, voor zooverre deze gewaagt van
den arbeid — on dat doet zij niet heel veel, als zijnde voor
haar steeds meldenswaardiger de werken des zwaards,
dan die van ploeg, houweel en spinnewiel — neemt de vrouw
een plaats in bij den arbeid. Herders waren de patriarchen en herderin was ook Rachel, Laban's dochter; niet
binnenshuis werkte zij, maar daar buiten in het vak van
heur mannelijke verwanten en knechten, onder hen, met
hen. En Zippora, Mozes vrouw, deed als zij. Zijde en
linnen, hemelsblauw, purper en scharlaken sponnen de
3 ) Tlie ascent of man. London 1894.
4
J L'Ece nouvelle, pag. 44 on 45.