
[jaarminq 4.
<ïl0i?nsbaq 25 Dfrcrnbrn J896.
Tf. 39.
WEEKBLAD VOOR DE VROUW.
ORGAAN van de Vereeniging VOOP Vpouwenkiespeeht en de Vrije Vrouwenvereniging.
REDACTIE:
W. DRUCKER, TH. P. B. SCHOOK—HAVER en M. MENS1NG.
COMMISSIE
VAM REDACTIE:
A. W. L. VERSLUYS-POELMAN,
TIT1A VAN DER TUUK,
IL UALLÉ, C. M. BEYLLONSE-PEYRA en D. G. STOKVIS.
MMMM
IMI
I
IKIIIIKIll
IIIIIIHI
Abonnementsprijs per 3 maanden .
f 0.7ö
Voor België
, 0.82*
t Overige Buitenland en Ned.-Indië . „ 1.02*
Afzonderlijke Nummers
„ 0.05
min
ii mi
Bureau van Redactie en Administratie:
$arphatipark 61,
AMSTERDAM.
t . i m i m t i 111
i
I I I I I I I I
III
Mllll
I
I
I.MUHii.l
I I I
H U I
UMI
I
I
MM
Ml IIIIII
I
Mllll
MIMM
M
Advertentiè'n per regel
/' O.ló
Groote letters naar plaatsruimte.
Boekaaiikondigingen per regel .... 0.10
en 4-'t maal.
Aanvragen om betrekkingen.
. n 0.2.'»
Ml
I I I
I M
M I M
Illllllll
INHOUD:
Kl-nlil'ill. pet-n 4'Pllilrarllt.
i*e liMraiMVfel vnnin.
lil lil' Turri|i- K.111U I'.
Kinnen il»' (iri'iizfii,
Vi'rimili'rlniri'ii.
Intrt'zomlt'ti.
l.itcmtiiiir.
Ailverti'ntion.
€(enlj0iö r 00on üen&nacIjL
Ons .Jonkheid's oordeel" van 2'> Xov. 1.1. deed de
Redactrice van Belang en Beeld naar de pen grijpen en
schrijven :
„Een bestrijding van de geheele strekking van het artikel „Hoe
v e r d e r ?" viel mij te beurt in Evolutie. Hoewel geen liefhebster
van polemisecren en niet voornemens het geduld der lezers hiermede
dikwijls op de proef te stellen, zou ik het mijnerzijds deze eerste
maal onheusch achten, wanneer ik de bedenkingen van de redactrice,
mej. W. Drucker. hier met stilzwijgen voorbij ging, doch mijn ïepliek
tal kort zijn.
In de eerste plaats moet ik mej. Drucker geruststellen ten opzichte
van mijn „jonkheid", mijn jeugdigen overmoed en mijn enthousiasme
over onze vrouwenbeweging. Ik ben noch jong in jat en, noch zóó
jong in bekendheid met de vrouwenkwestie als mej. Drucker schijnt
te veronderstellen.! Wel is waar is het mij eerst sedert enkele weken
vergund van nabij een blik te slaan op de viouwenberoering hier te
Amsterdam — en onwillekeurig denk ik aan Hoytema's Uilengeluk —
maar mij bezighouden met de vrouwenkwestie deed ik sedert geruimen
tijd.
1 ) Het is zelfs de vraag, of men zich geen objectiever oordeel
over et-n beweging leert vormen, wanneer men haar eerst van uit de
verte nauwkeurig gade slaat, alvorens actief daaraan deel te nemen,
dan wanneer men van den beginne af met hartstochtelijkheid den strijd
heeft medegestreden. Ik schrijf dit zonder iets te kort te willen doen
aan waardeering voor de vrouwen, die moedig voor het recht deivrouw in het strijdperk traden; haar volharding, haar ijver stel ik op
prijs, zonder bewondering voor haar tactiek te koesteren.
I Er bestaat tusschen mejuffrouw Drucker en mij een principieel
verschil bij onze wederzijdsche beoordeeling van de Nedeilandsche
vrouwenbeweging. Wat ik vooral afkeur is Haar gebrek aan eenheid,
aan discipline. Mejuffrouw Drucker toont geen eenheid te wenschen
en prijst onzen landaard gelukkig, omdat hij niet gedisciplineerd is;
voor haar schijnt er geen andere mogelijkheid: öf onbeperkte vrijheid
van het individu óf tyrannen en pausen
Ik daarentegen meen dat
het ons volk volstrekt niet zou schaden, als het wat meer zin voor
discipline had, als het zich beter naar regel en orde wilde schikken.
Oiaarne pocht een Hollander op zijn vrijheidszin, maar die liefde voor
zijn vrijheid is dikwerf niets anders dan bandeloosheid, ver gedreven
') Zie mijn artikelen over De vrouw en huur recht In de, Vragen
des Tijds''. Jaargang 1888, Ken tehuis foor onderwijzeres-ten. in hetzelfde tijdschrift, Jaargang 1884.
individualisme. Nergens springt dit zóó in het oog als bijv. bij het
vaststellen van plaatselijke veror leningen, walke maar eenigszin^ rijn.
iudividueele vrijheid van beweging belemmeren; dan kan men den
„vrijen'' Hollander zijn schoonste vrijheidshyintie hooien aanheffen uit
tegenzin tegen elke regleinenteering. Deze viijheidszucht is mede een
voorname oorzaak, dat wij bij andere landen in sociaal-politieke wetgeving zoo treurig achteraan hinken. Een beschaafde maatschappij,
maar niet feilbare menschen, gelijk die waarin wij nu nog leven, verre
veiwijderd van de ideaal-samenleving der wetenschappelijke anarchisten
is niet anders bestaanbaar dan wanneer ieder lid aan orde en regel is
onderworpen; het individu ziet noodzakelijker wijze zijn speciale belangen achter gesteld bij die van het algemeen. Eveneens blijf ik
van meening, dat van een beweging alleen kracht kan uitgaan, wanneer zij beginselvast en goed geordend optreedt. Nooit zou de Duitsche
sociaal-democratie zulk een geweldige macht in den staat zijn geworden, indien zij niet aan een zoo vaste partijleiding ware onderworpen
geweest.
Wat mejuffrouw Drucker in het bijzonder „bedroeft, hindert, grieft,
beleedigt", is mijn critiek op die leidsters onzer vrouwenbeweging,
die ijveren tegen elke bijzondere wetgeving tot bescherming van vrouwenarbeid. Ook nu moet ik de schrijfster opmerken, dat ik niet zoo
„haastig" heb gegrepen naar dien „twistappel". Ik verwijs naai mijn
artikel over dit onderwerp in de Vragen des Tijde van Maart 1895,
waar ik mijn standpunt uitvoerig uiteenzette. Wederom schuilt m. i.
de oorsprong van mejuffrouw Drucker's grieven in onze verschillende
opvatting van „vrijheid". Hoe dat geroep om vrijheid den arbeider
op economisch gebied steeds geschaad heeft, behoeft geen nader betoog. *) Ik eerbiedig ook op dit punt de goede bedoelingen van mej.
Drucker en haar humane gevoelens voor de vrouwen, maar ditmaal
laat ik tegenover sentimenteele algemeenheden mij door het koele
verstand eu de feiten leiden en kom zoo tot de conclusie: dat
wettelijke bescherming van vrouwenarbeid is tot welzijn van de
vrouw, van de arbeidster, van de geheele samenleving.
Zooals
gezegd stel ik mij voor mijn denkbeelden over deze kwestie later in
dit blad nog eens in *t kort uiteen te zetten en hoop dan te bewijzen,
dat ik mij in deze materie geen zoo haastig oordeel en wreede veroordeeling heb aangematigd als de redactrice van Evolutie veronderstelt.'"
II. v. d. M.
Maar al te goed wetende, dat de bed-legger bij het
minste pLoitje, het minste kluitje dat hem hindert, hekelt
den bed-bereider, de maaier immer verachtelijk nederziet op den zaaier, zullen wij terzijde laten Mevr v. d.
Mey's niet eens zijn met onze tactiek — trouwens een
niets zeggende, ten onze opzichte burgerrecht verkregen
'
2
) Vermoedelijk was ook mej. Drucker aanwezig, toen prof. Treub
zijn inaugurale rede uitsprak over De ontwikkeling der ttaathui*houdkunde tot sociale economie. Zoo niet, dan beveel ik haar de lezing
dezer thans in druk verschenen rede dringend aan. Zie vooral blz. 25 enz.
<ïl0i?nsbaq 25 Dfrcrnbrn J896.
Tf. 39.
WEEKBLAD VOOR DE VROUW.
ORGAAN van de Vereeniging VOOP Vpouwenkiespeeht en de Vrije Vrouwenvereniging.
REDACTIE:
W. DRUCKER, TH. P. B. SCHOOK—HAVER en M. MENS1NG.
COMMISSIE
VAM REDACTIE:
A. W. L. VERSLUYS-POELMAN,
TIT1A VAN DER TUUK,
IL UALLÉ, C. M. BEYLLONSE-PEYRA en D. G. STOKVIS.
MMMM
IMI
I
IKIIIIKIll
IIIIIIHI
Abonnementsprijs per 3 maanden .
f 0.7ö
Voor België
, 0.82*
t Overige Buitenland en Ned.-Indië . „ 1.02*
Afzonderlijke Nummers
„ 0.05
min
ii mi
Bureau van Redactie en Administratie:
$arphatipark 61,
AMSTERDAM.
t . i m i m t i 111
i
I I I I I I I I
III
Mllll
I
I
I.MUHii.l
I I I
H U I
UMI
I
I
MM
Ml IIIIII
I
Mllll
MIMM
M
Advertentiè'n per regel
/' O.ló
Groote letters naar plaatsruimte.
Boekaaiikondigingen per regel .... 0.10
en 4-'t maal.
Aanvragen om betrekkingen.
. n 0.2.'»
Ml
I I I
I M
M I M
Illllllll
INHOUD:
Kl-nlil'ill. pet-n 4'Pllilrarllt.
i*e liMraiMVfel vnnin.
lil lil' Turri|i- K.111U I'.
Kinnen il»' (iri'iizfii,
Vi'rimili'rlniri'ii.
Intrt'zomlt'ti.
l.itcmtiiiir.
Ailverti'ntion.
€(enlj0iö r 00on üen&nacIjL
Ons .Jonkheid's oordeel" van 2'> Xov. 1.1. deed de
Redactrice van Belang en Beeld naar de pen grijpen en
schrijven :
„Een bestrijding van de geheele strekking van het artikel „Hoe
v e r d e r ?" viel mij te beurt in Evolutie. Hoewel geen liefhebster
van polemisecren en niet voornemens het geduld der lezers hiermede
dikwijls op de proef te stellen, zou ik het mijnerzijds deze eerste
maal onheusch achten, wanneer ik de bedenkingen van de redactrice,
mej. W. Drucker. hier met stilzwijgen voorbij ging, doch mijn ïepliek
tal kort zijn.
In de eerste plaats moet ik mej. Drucker geruststellen ten opzichte
van mijn „jonkheid", mijn jeugdigen overmoed en mijn enthousiasme
over onze vrouwenbeweging. Ik ben noch jong in jat en, noch zóó
jong in bekendheid met de vrouwenkwestie als mej. Drucker schijnt
te veronderstellen.! Wel is waar is het mij eerst sedert enkele weken
vergund van nabij een blik te slaan op de viouwenberoering hier te
Amsterdam — en onwillekeurig denk ik aan Hoytema's Uilengeluk —
maar mij bezighouden met de vrouwenkwestie deed ik sedert geruimen
tijd.
1 ) Het is zelfs de vraag, of men zich geen objectiever oordeel
over et-n beweging leert vormen, wanneer men haar eerst van uit de
verte nauwkeurig gade slaat, alvorens actief daaraan deel te nemen,
dan wanneer men van den beginne af met hartstochtelijkheid den strijd
heeft medegestreden. Ik schrijf dit zonder iets te kort te willen doen
aan waardeering voor de vrouwen, die moedig voor het recht deivrouw in het strijdperk traden; haar volharding, haar ijver stel ik op
prijs, zonder bewondering voor haar tactiek te koesteren.
I Er bestaat tusschen mejuffrouw Drucker en mij een principieel
verschil bij onze wederzijdsche beoordeeling van de Nedeilandsche
vrouwenbeweging. Wat ik vooral afkeur is Haar gebrek aan eenheid,
aan discipline. Mejuffrouw Drucker toont geen eenheid te wenschen
en prijst onzen landaard gelukkig, omdat hij niet gedisciplineerd is;
voor haar schijnt er geen andere mogelijkheid: öf onbeperkte vrijheid
van het individu óf tyrannen en pausen
Ik daarentegen meen dat
het ons volk volstrekt niet zou schaden, als het wat meer zin voor
discipline had, als het zich beter naar regel en orde wilde schikken.
Oiaarne pocht een Hollander op zijn vrijheidszin, maar die liefde voor
zijn vrijheid is dikwerf niets anders dan bandeloosheid, ver gedreven
') Zie mijn artikelen over De vrouw en huur recht In de, Vragen
des Tijds''. Jaargang 1888, Ken tehuis foor onderwijzeres-ten. in hetzelfde tijdschrift, Jaargang 1884.
individualisme. Nergens springt dit zóó in het oog als bijv. bij het
vaststellen van plaatselijke veror leningen, walke maar eenigszin^ rijn.
iudividueele vrijheid van beweging belemmeren; dan kan men den
„vrijen'' Hollander zijn schoonste vrijheidshyintie hooien aanheffen uit
tegenzin tegen elke regleinenteering. Deze viijheidszucht is mede een
voorname oorzaak, dat wij bij andere landen in sociaal-politieke wetgeving zoo treurig achteraan hinken. Een beschaafde maatschappij,
maar niet feilbare menschen, gelijk die waarin wij nu nog leven, verre
veiwijderd van de ideaal-samenleving der wetenschappelijke anarchisten
is niet anders bestaanbaar dan wanneer ieder lid aan orde en regel is
onderworpen; het individu ziet noodzakelijker wijze zijn speciale belangen achter gesteld bij die van het algemeen. Eveneens blijf ik
van meening, dat van een beweging alleen kracht kan uitgaan, wanneer zij beginselvast en goed geordend optreedt. Nooit zou de Duitsche
sociaal-democratie zulk een geweldige macht in den staat zijn geworden, indien zij niet aan een zoo vaste partijleiding ware onderworpen
geweest.
Wat mejuffrouw Drucker in het bijzonder „bedroeft, hindert, grieft,
beleedigt", is mijn critiek op die leidsters onzer vrouwenbeweging,
die ijveren tegen elke bijzondere wetgeving tot bescherming van vrouwenarbeid. Ook nu moet ik de schrijfster opmerken, dat ik niet zoo
„haastig" heb gegrepen naar dien „twistappel". Ik verwijs naai mijn
artikel over dit onderwerp in de Vragen des Tijde van Maart 1895,
waar ik mijn standpunt uitvoerig uiteenzette. Wederom schuilt m. i.
de oorsprong van mejuffrouw Drucker's grieven in onze verschillende
opvatting van „vrijheid". Hoe dat geroep om vrijheid den arbeider
op economisch gebied steeds geschaad heeft, behoeft geen nader betoog. *) Ik eerbiedig ook op dit punt de goede bedoelingen van mej.
Drucker en haar humane gevoelens voor de vrouwen, maar ditmaal
laat ik tegenover sentimenteele algemeenheden mij door het koele
verstand eu de feiten leiden en kom zoo tot de conclusie: dat
wettelijke bescherming van vrouwenarbeid is tot welzijn van de
vrouw, van de arbeidster, van de geheele samenleving.
Zooals
gezegd stel ik mij voor mijn denkbeelden over deze kwestie later in
dit blad nog eens in *t kort uiteen te zetten en hoop dan te bewijzen,
dat ik mij in deze materie geen zoo haastig oordeel en wreede veroordeeling heb aangematigd als de redactrice van Evolutie veronderstelt.'"
II. v. d. M.
Maar al te goed wetende, dat de bed-legger bij het
minste pLoitje, het minste kluitje dat hem hindert, hekelt
den bed-bereider, de maaier immer verachtelijk nederziet op den zaaier, zullen wij terzijde laten Mevr v. d.
Mey's niet eens zijn met onze tactiek — trouwens een
niets zeggende, ten onze opzichte burgerrecht verkregen
'
2
) Vermoedelijk was ook mej. Drucker aanwezig, toen prof. Treub
zijn inaugurale rede uitsprak over De ontwikkeling der ttaathui*houdkunde tot sociale economie. Zoo niet, dan beveel ik haar de lezing
dezer thans in druk verschenen rede dringend aan. Zie vooral blz. 25 enz.