
28e Jaargang
Woensdag 1 September 1920.
No. 12.
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van: W. DRUCKER.
abonnementsprijs per 3 maanden. . . i 0.75
/eer België, het OYerlge BolteoUnd ea
Nsd.-IndU
„ 0.95
tfsenderltjke Nummen
„ 0.06
Bureau van Redaotie en Administratie i
VAN BAERLESTRAAT 148,
AMSTERDAM.
Adurtentiin per regel
( O.tJ
Grootc letters naar plaatsruimte.
Boekaankondiglng per regel (ea 4/3 maal) „ 0.10
Aanrragen en betrekkingen
<■ 0 05
INHOUD.
Het Christen-Huwelijk.
Een Weeldebelasting.
De besluiten van het Vrouwencongres te Geneva.
Binnen de Grenzen.
Uit den Vreemde.
Feuilleton.
Het Christen-huwelijk.
In De Voorhoede van 20 Juli 11. verwijt Bé Hoekelrnan
ons het H. Sacrament des huwelijks te beschuldigen van
ongerechtigheden, die in het huwelijk plaats hebben en
op rekening behooren te komen van hen, die dit sacrament
niet in eere weten te houden of wel zijn strekking niet
kennen. Onder deze laatste rekent zij ons; raadt ons dan
ook aan te lezen Die Ehe, enz. van Donauworth. Dit boek
kan erg leerzaam zijn, maar waar de schrijver niet de
insteller is van het sacrament des huwelijks, laven wij
ons liever aan de bron des oorsprongs. Voor wat aanbelangt
de meer moderne explicateurs van het Katholisch huwelijk,
hebben wij, het voor een fijn-voelende, fiere vrouw schier
niet door te worstelen werk gelezen van Victor Catbrein;
aangehoord op 17 Aug. 1910 de te A'dam ter gelegenheid
van de Sociale week door prof. R. Ligtenberg gehouden
rede. Beider opvatting omtrent het huwelijk noch ethisch,
noch humaan, noch verheven. Terwijl da eer b ie het kiesrecht voor de vrouw een ondoenlijkheid noemt, wijl de
man haar politieke rechten denkbeeldig kan maken //doordat
hij haar óf verbiedt het huis te verlaten óf haar werk
opdraagt, .dat haar hindert bij de uitoefening van haar
politieke rechten*
1 ), doceerde de laatste, dat de zaken
van den man, die niet de hare zijn, de vrouw niet raken;
dat hij haar kan inlichten omtrent zijn finantiëele omstandigheden, maar dit volstrekt niet behoeft te doen. Van dien
man ook hebben wij geleerd, of liever de jonge mannen
die hij onderrichte, dat het meisje van af haar zevende
jaar in de kookkunst moet worden onderwezen, niet
omdat koken zoo nuttig is, maar omdat ,den weg naar
bet hart van den man gaat door de maag*, het meisje
dus reeds op dien leeftijd moet worden klaargemaakt voor
de jacht op den man-mensch. Indien geest, waarbij buiten
tafel en bed, de echtelingen zijn totaal van elkander gel
) Het Vrouwenoraaqstuk, Holl. vert. pag 114.
scheiden wezens, hebben wij dien avond nog heel wat
vernomen. Op stuk van zaken doet dit echter voor het
Christelijk huwelijk als zoodanig weinig terzake; daarbij
alleen van waarde: de basis waarop het berust.
Om het Christen-huwelijk naar juistheid te beoordeelen,
is het noodig dat men zich een voorstelling maakt van
de eerste dagen van het Christendom, van de positie die
de vrouw innam in de landen waar het is opgebloeid.
Daarbij doet zich de moeielijkheid voor, dat dezelfde daden
die een geloovige ten sterkste afkeurt in den
hedendaagschen propagandist van eenige nieuwe leer, door
hem of haar wordt verheerlijkt zoo zij zijn geschiedt
door een Christen-pionier. Dat voor de menschen uit die
dagen de Christus-verkondiging was wat ons het Bolsjewisme is, kan er bij zoo iemand niet in; dat de mannen
en vrouwen ten dien tijde niet slechter waren dan die
van het heden, heel en al niet. Dat de predikers uit den
eersten tijd van het Christendom niet allen engelen waren,
hun geschriften, evenals die der huidige Soc.-Democraten,
de dingen bekeken uit geëxagereerden bril, mag zelfs niet
over worden gedacht. //Ik geloof*, dat is genoeg. Het
zelfgenoegzaam, verwaten ik, zich 's werelds spil wanende,
zegt uit volle overtuiging: het land waar i& geboren ben,
is het beste der aarde; de religie, waar ik in ben opgevoed, is de eeuig ware en zijn voorgangers uit het verst
verleden en uit het heden ziju Gods begenadigden, omdat ik, ik hun woorden in mij opneem als bovenaardsche
godentaal. Deze eigengerechtigheid maakt blind voor de
gelijkenis van het heden met het ondergaande Rome,
maakt doof voor waarheid en recht. Het is dit, wat de
menschen elkander doet dollen als ossen, alle onderling
begrijpen ondoenlijk maakt. Dit alles doet evenwel niet
af aan de waarachtigheid der dingen, die zich baan breekt
trots de stevigst toegesjorde windselen. Een dier waarachtigheden is: de Christenheid heeft niet de vrouw verhoogd, maar vernederd.
De Romeinsche vrouw ten tijde van Christus was een
persoonlijkheid. Zij kon zaken drijven zonder daarvoor
iemands toestemming noodig te hebben; kon optreden
voor anderen
2 ). Van een zekere Hortensia vertelt mee,
dat zij wist door te dringen tot het forum, ten einde met
bewonderingwekkende welsprekendheid een algemeene
•) Qide: La Femme.
Woensdag 1 September 1920.
No. 12.
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van: W. DRUCKER.
abonnementsprijs per 3 maanden. . . i 0.75
/eer België, het OYerlge BolteoUnd ea
Nsd.-IndU
„ 0.95
tfsenderltjke Nummen
„ 0.06
Bureau van Redaotie en Administratie i
VAN BAERLESTRAAT 148,
AMSTERDAM.
Adurtentiin per regel
( O.tJ
Grootc letters naar plaatsruimte.
Boekaankondiglng per regel (ea 4/3 maal) „ 0.10
Aanrragen en betrekkingen
<■ 0 05
INHOUD.
Het Christen-Huwelijk.
Een Weeldebelasting.
De besluiten van het Vrouwencongres te Geneva.
Binnen de Grenzen.
Uit den Vreemde.
Feuilleton.
Het Christen-huwelijk.
In De Voorhoede van 20 Juli 11. verwijt Bé Hoekelrnan
ons het H. Sacrament des huwelijks te beschuldigen van
ongerechtigheden, die in het huwelijk plaats hebben en
op rekening behooren te komen van hen, die dit sacrament
niet in eere weten te houden of wel zijn strekking niet
kennen. Onder deze laatste rekent zij ons; raadt ons dan
ook aan te lezen Die Ehe, enz. van Donauworth. Dit boek
kan erg leerzaam zijn, maar waar de schrijver niet de
insteller is van het sacrament des huwelijks, laven wij
ons liever aan de bron des oorsprongs. Voor wat aanbelangt
de meer moderne explicateurs van het Katholisch huwelijk,
hebben wij, het voor een fijn-voelende, fiere vrouw schier
niet door te worstelen werk gelezen van Victor Catbrein;
aangehoord op 17 Aug. 1910 de te A'dam ter gelegenheid
van de Sociale week door prof. R. Ligtenberg gehouden
rede. Beider opvatting omtrent het huwelijk noch ethisch,
noch humaan, noch verheven. Terwijl da eer b ie het kiesrecht voor de vrouw een ondoenlijkheid noemt, wijl de
man haar politieke rechten denkbeeldig kan maken //doordat
hij haar óf verbiedt het huis te verlaten óf haar werk
opdraagt, .dat haar hindert bij de uitoefening van haar
politieke rechten*
1 ), doceerde de laatste, dat de zaken
van den man, die niet de hare zijn, de vrouw niet raken;
dat hij haar kan inlichten omtrent zijn finantiëele omstandigheden, maar dit volstrekt niet behoeft te doen. Van dien
man ook hebben wij geleerd, of liever de jonge mannen
die hij onderrichte, dat het meisje van af haar zevende
jaar in de kookkunst moet worden onderwezen, niet
omdat koken zoo nuttig is, maar omdat ,den weg naar
bet hart van den man gaat door de maag*, het meisje
dus reeds op dien leeftijd moet worden klaargemaakt voor
de jacht op den man-mensch. Indien geest, waarbij buiten
tafel en bed, de echtelingen zijn totaal van elkander gel
) Het Vrouwenoraaqstuk, Holl. vert. pag 114.
scheiden wezens, hebben wij dien avond nog heel wat
vernomen. Op stuk van zaken doet dit echter voor het
Christelijk huwelijk als zoodanig weinig terzake; daarbij
alleen van waarde: de basis waarop het berust.
Om het Christen-huwelijk naar juistheid te beoordeelen,
is het noodig dat men zich een voorstelling maakt van
de eerste dagen van het Christendom, van de positie die
de vrouw innam in de landen waar het is opgebloeid.
Daarbij doet zich de moeielijkheid voor, dat dezelfde daden
die een geloovige ten sterkste afkeurt in den
hedendaagschen propagandist van eenige nieuwe leer, door
hem of haar wordt verheerlijkt zoo zij zijn geschiedt
door een Christen-pionier. Dat voor de menschen uit die
dagen de Christus-verkondiging was wat ons het Bolsjewisme is, kan er bij zoo iemand niet in; dat de mannen
en vrouwen ten dien tijde niet slechter waren dan die
van het heden, heel en al niet. Dat de predikers uit den
eersten tijd van het Christendom niet allen engelen waren,
hun geschriften, evenals die der huidige Soc.-Democraten,
de dingen bekeken uit geëxagereerden bril, mag zelfs niet
over worden gedacht. //Ik geloof*, dat is genoeg. Het
zelfgenoegzaam, verwaten ik, zich 's werelds spil wanende,
zegt uit volle overtuiging: het land waar i& geboren ben,
is het beste der aarde; de religie, waar ik in ben opgevoed, is de eeuig ware en zijn voorgangers uit het verst
verleden en uit het heden ziju Gods begenadigden, omdat ik, ik hun woorden in mij opneem als bovenaardsche
godentaal. Deze eigengerechtigheid maakt blind voor de
gelijkenis van het heden met het ondergaande Rome,
maakt doof voor waarheid en recht. Het is dit, wat de
menschen elkander doet dollen als ossen, alle onderling
begrijpen ondoenlijk maakt. Dit alles doet evenwel niet
af aan de waarachtigheid der dingen, die zich baan breekt
trots de stevigst toegesjorde windselen. Een dier waarachtigheden is: de Christenheid heeft niet de vrouw verhoogd, maar vernederd.
De Romeinsche vrouw ten tijde van Christus was een
persoonlijkheid. Zij kon zaken drijven zonder daarvoor
iemands toestemming noodig te hebben; kon optreden
voor anderen
2 ). Van een zekere Hortensia vertelt mee,
dat zij wist door te dringen tot het forum, ten einde met
bewonderingwekkende welsprekendheid een algemeene
•) Qide: La Femme.