
31e Jaargang.
Woensdag 21 November 1923.
No. 17.
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van: W. DRUCKÊR.
Abonnementsprijs per 3 maanden. .
Veor België, het overige Buitenland en
Ned.-Indlë
Afeonderiyke Nummers
I 1.„1.65
„0.10
Bureau van Redactie en Administratie:
VAN BAERLESTRAAT 148,
AMSTERDAM.
Advertentie» per regel
f 0.15
Groote letters naar plaatsruimte.
Boekaankondiglng per regel en 4/3 maal) „010
Aanvragen en Betrekkingen
,,0,05
INHOUD.
Een paar Open Brieven.
De jaarlijksohe vertooning.
De vrouwen-Kamerleden en de Vlootwet.
Een pracht-uitspraak.
In- on Uitvallen.
Binnen de Grenzen.
Feuilleton.
Een paar Open Brieven.
Door Dr. Verviers is een open schrijven gericht tot de
Koningin, waarbij in hoofdzaak door hern in overweging
wordt gegeven :
„Een kabinet te vormen van wilskrachtige en bekwame
meunen, die geacht kunnen worden tot geen enkele partij
te behooren, onder leiding van den heer A. B. ZimmormaD,
of eenige andere sterke persoonlijkheid.
DU kabinet met Uwe Koninklijke autoriteit te steunen
tegeu de steeds toenemende aanmatiging van het parlement,
da', teruggebracht dient te worden tot den oorspronkelijken
opzet van raadgevend lichaam".
Als basis voor zijn verzoek geeft hij het volgende:
„De gronden, waarop ik meen Uwe Majesteit te moeten
aansporen tot deze historische daad, waarvoor het verre nageslacht haar nog dankbaar zal blijven, ziju de volgende:
De staatsrechtdlijke formule der ministerieele verantwoordelijkheid, die. een halve eeuw aan ono volk tot zegen strekte,
legt thans pr&ciisch het zwaartepunt der regeermacht bij de
grillige parlementaire partijen, die een werktuig geworden
zijn in de hand van onverantwoordelijke en in staatszaken
onbevoegde demagogen. Ouder deze omstandigheden is een
bekwaam man met zelfrespect in den regel niet bereid eene
bestuursfunctie te aanvaarden.
Onze beste mannen wijden zich alleen aan particuliere
ondernemingen, of aan niet Nedcriandsche instellingen ...
Deze parlementaire regceringsmannen hebben een wetgeving in bet leven geroepen, die de meüscheltjke natuur
verkracht en de energie des volks ondermijnt. Zij hebben
voor het bereiken huuner materinlisdsche hersenschimmen
een bureaucratisch apparaat ingesteld, waarvan do geldelijke
lasten door het volk niet meer te torschen z^jn. En zij hebben
veelal onbekwame en niet toegewijde dienaren aan zich weten
ta verbinden, zoodat de economische overheidsdiensten en
openbare werken eene desorganisatie en corruptie te zien
gaven, dat ze voor het volk een voorwerp van ergernis en
spot geworden zijn".
De conclusie voor den heer Verviers is, dat in navolging van Spanje de Koniügin zelve de teugels in handen
neemt en een verbeterd parlementair régime in het leven
roept. Haar steun zal zij hierin vinden, dat //onze Grondwet en onze parlementaire instellingen concessiën zijn
van het Koningschap*.
Het tweede sehrijven is van Dr. v/d Myle, Voorzitter
van den Nat. Bond voor Bezuiniging. Het gaat uit van
de meening, dat het
„Nederlandsche volk eenerzijjs gebukt gaat onder hooge
belasting en knellende banden, terwijl anderzijds rondwaart
het spook der werkloosheid."
Het wijst er voorts op, hoe mannen als Mr. Vissering,
Mr. Trip en Mr. de Geer, telkens en telkens hebben
aangetoond, hoe alles en alles gedaan moet worden om
een inflatie te voorkomen, die onvermijdelijk is zoo op
den ouden voet wordt doorgegaan. Van den huidigen
politieken toestand zegt hij:
„Het parlementaire stelsel is, zooals het zich ook hier te
lande vooral na de invoering van het algemeen kiesrecht
heeft ontwikkeld, niet alleen onmachtig gebleken om het
schip van Staat den juisten koers te doen behouden, maar
de Volksvertegenwoordiging is in haar geheel onbekwaam
gebleken tot medebestiering van den Staat. Zij is geworden
een door en door verpolitiekt lichaam, waarbij persoonlijke
en pari ij belangen den voorrang verkregen boven de zorgen
voor hot algemeen Staatsbelang."
Niet zoo ver gaande als de heer Verviers, wil toch ook
de heer v/d Myle een extra-parlementair kabinet, dat
steun zoekt bij het verantwoordelijkheidsgevoel der
individuëele parlementsleden en, zoo het deze niet vinden
kan, het parlement dwingt tot zijn oude positie van
adviseur te retireeren. Op stuk van zaken willen beiden
dus hetzelfde: een autocratisch koningschap, waarbij het
parlement raad mag geven, een raad waarnaar de Regeering echter niet behoeft te luisteren. Beide heeren vergeten daarbij iets, dat zelfs de oude Etats Généreaux, en
hoeveel te meer dit de latere parlementen, het recht
hadden al of niet aan de regeering gelden toe te staan.
Zij schijnen deze enorme macht weg te willen werken,
aldus met het badwater ook het kindje weggooiende.
Het parlemenrarisme moge op het oogeublik door demagogen ten aanfluiting zijn verworden, dit geen ieden om
zijn doel en oorsprong over het hoofd te zien. De verkwisting der koningen heeft ten allen tijde een barrière
tegen uitplundering van de natie noodzakelijk gemaakt.
Woensdag 21 November 1923.
No. 17.
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van: W. DRUCKÊR.
Abonnementsprijs per 3 maanden. .
Veor België, het overige Buitenland en
Ned.-Indlë
Afeonderiyke Nummers
I 1.„1.65
„0.10
Bureau van Redactie en Administratie:
VAN BAERLESTRAAT 148,
AMSTERDAM.
Advertentie» per regel
f 0.15
Groote letters naar plaatsruimte.
Boekaankondiglng per regel en 4/3 maal) „010
Aanvragen en Betrekkingen
,,0,05
INHOUD.
Een paar Open Brieven.
De jaarlijksohe vertooning.
De vrouwen-Kamerleden en de Vlootwet.
Een pracht-uitspraak.
In- on Uitvallen.
Binnen de Grenzen.
Feuilleton.
Een paar Open Brieven.
Door Dr. Verviers is een open schrijven gericht tot de
Koningin, waarbij in hoofdzaak door hern in overweging
wordt gegeven :
„Een kabinet te vormen van wilskrachtige en bekwame
meunen, die geacht kunnen worden tot geen enkele partij
te behooren, onder leiding van den heer A. B. ZimmormaD,
of eenige andere sterke persoonlijkheid.
DU kabinet met Uwe Koninklijke autoriteit te steunen
tegeu de steeds toenemende aanmatiging van het parlement,
da', teruggebracht dient te worden tot den oorspronkelijken
opzet van raadgevend lichaam".
Als basis voor zijn verzoek geeft hij het volgende:
„De gronden, waarop ik meen Uwe Majesteit te moeten
aansporen tot deze historische daad, waarvoor het verre nageslacht haar nog dankbaar zal blijven, ziju de volgende:
De staatsrechtdlijke formule der ministerieele verantwoordelijkheid, die. een halve eeuw aan ono volk tot zegen strekte,
legt thans pr&ciisch het zwaartepunt der regeermacht bij de
grillige parlementaire partijen, die een werktuig geworden
zijn in de hand van onverantwoordelijke en in staatszaken
onbevoegde demagogen. Ouder deze omstandigheden is een
bekwaam man met zelfrespect in den regel niet bereid eene
bestuursfunctie te aanvaarden.
Onze beste mannen wijden zich alleen aan particuliere
ondernemingen, of aan niet Nedcriandsche instellingen ...
Deze parlementaire regceringsmannen hebben een wetgeving in bet leven geroepen, die de meüscheltjke natuur
verkracht en de energie des volks ondermijnt. Zij hebben
voor het bereiken huuner materinlisdsche hersenschimmen
een bureaucratisch apparaat ingesteld, waarvan do geldelijke
lasten door het volk niet meer te torschen z^jn. En zij hebben
veelal onbekwame en niet toegewijde dienaren aan zich weten
ta verbinden, zoodat de economische overheidsdiensten en
openbare werken eene desorganisatie en corruptie te zien
gaven, dat ze voor het volk een voorwerp van ergernis en
spot geworden zijn".
De conclusie voor den heer Verviers is, dat in navolging van Spanje de Koniügin zelve de teugels in handen
neemt en een verbeterd parlementair régime in het leven
roept. Haar steun zal zij hierin vinden, dat //onze Grondwet en onze parlementaire instellingen concessiën zijn
van het Koningschap*.
Het tweede sehrijven is van Dr. v/d Myle, Voorzitter
van den Nat. Bond voor Bezuiniging. Het gaat uit van
de meening, dat het
„Nederlandsche volk eenerzijjs gebukt gaat onder hooge
belasting en knellende banden, terwijl anderzijds rondwaart
het spook der werkloosheid."
Het wijst er voorts op, hoe mannen als Mr. Vissering,
Mr. Trip en Mr. de Geer, telkens en telkens hebben
aangetoond, hoe alles en alles gedaan moet worden om
een inflatie te voorkomen, die onvermijdelijk is zoo op
den ouden voet wordt doorgegaan. Van den huidigen
politieken toestand zegt hij:
„Het parlementaire stelsel is, zooals het zich ook hier te
lande vooral na de invoering van het algemeen kiesrecht
heeft ontwikkeld, niet alleen onmachtig gebleken om het
schip van Staat den juisten koers te doen behouden, maar
de Volksvertegenwoordiging is in haar geheel onbekwaam
gebleken tot medebestiering van den Staat. Zij is geworden
een door en door verpolitiekt lichaam, waarbij persoonlijke
en pari ij belangen den voorrang verkregen boven de zorgen
voor hot algemeen Staatsbelang."
Niet zoo ver gaande als de heer Verviers, wil toch ook
de heer v/d Myle een extra-parlementair kabinet, dat
steun zoekt bij het verantwoordelijkheidsgevoel der
individuëele parlementsleden en, zoo het deze niet vinden
kan, het parlement dwingt tot zijn oude positie van
adviseur te retireeren. Op stuk van zaken willen beiden
dus hetzelfde: een autocratisch koningschap, waarbij het
parlement raad mag geven, een raad waarnaar de Regeering echter niet behoeft te luisteren. Beide heeren vergeten daarbij iets, dat zelfs de oude Etats Généreaux, en
hoeveel te meer dit de latere parlementen, het recht
hadden al of niet aan de regeering gelden toe te staan.
Zij schijnen deze enorme macht weg te willen werken,
aldus met het badwater ook het kindje weggooiende.
Het parlemenrarisme moge op het oogeublik door demagogen ten aanfluiting zijn verworden, dit geen ieden om
zijn doel en oorsprong over het hoofd te zien. De verkwisting der koningen heeft ten allen tijde een barrière
tegen uitplundering van de natie noodzakelijk gemaakt.