
jaargang \2.
ÖOCapnsbag 30 X^olti»mb0tt J904
ij». ^.
Veertiendaagsch Blad voor de /rouw.
Onder Redactie van:
W. DRUCKER en Th. P. B HAVER.
vs
iniiiiin
Abonnementsprijs per 3 maanden
f 0.75
Voor België, 't overige Buitenland en
Ned.-Indië
1.02'
Afzonderlijke Nummers
„ 0.05
Bureau van Redactie en Administratie:
Weesperzijde 14
AMSTERDAM.
Advertontiën per legel
f 0.15
Grooto letters naar nlaatruimte.
*>ookaankondigingen per regel
„ 0.10
en 4'3 maal.
Aanvragen en betrekkingen
„ 0.05
INHOUD.
Nog reus en nog eens.
lliifufre besIrUding.
tiaj«e-, Atlas- en Batoeklanden.
Binnen do trenzen.
Uit den Vreemde.
Vergaderingen.
Adrertentiën.
BERICHT.
Wie onzer leden is in het bezit van een No.
10 of 21 van den lOen jaargang? of ook Nós. 10,
12, 15 of 20 van den Hen jaargang ? Zij ontbreken
ons, en wie de serie niet gecompleteerd beeft, doet
ons een groot plezier met ze te willen afstaan. Bij
voorbaat onzen dank.
Red.
1^00 00H5 0tt nil0 00HS.
In Belang en Recht van 1 en 15 Nov. 1. 1. behandeld
v. H. het Wetsontwerp in zake onderzoek naar het vaderschap. Na een kort overzicht van lang verleden tijden,
waarin gold het oud-testamentische ducere aut dotare,
trouwen of begiftigen, geeft de schrijver als zijn meening,
dat in het ontwerp te weinig is gedaan voor de moeder,
op wie t.ch rust de zwaarste last. Niet dat hij zou willen
de verantwoordelijkheid alleen gelegd werd op den man,
maar waar draging en baring de vrouw bemoeielijkt
in haar broodwinning, toch meestal zooveel schrieler voor
haar dan voor hem, „is dus de taak van moraal, en desnoods van het recht, die lasten gedeeltelijk op den onwilligen man over te wentelen." Hier een verwijzing naar 17e
en 18e eeuw, waarin bepalingen van deze soort: ,ingeval
van doodgeboorte moest de vader de begrafenis betalen;
soms behoefde hij voor de eerste drie jaren geen onderhoud
te betalen, daar de vrouw dan geacht werd, het kind door
zoogen te voeden. Hij moest cautie stellen, dat de kinderen
niet armlastig zouden worden; en werd vaak verplicht
hen in huis te nemen. Ook zelfs de grootouders waren
soms onderhoudsplichtig."
Alhoewel de Heer v. H. vooropstelt, dat in de eerste
plaats moet worden gedacht aan het kind, vraagt hij toch:
— „Maar de vrouw, de ongehuwde moeder?" — heeft
ook zij geen recht op hulp, op schadevergoeding ? Met
verwijzing naar Frankrijk, waar de rechter van af 1845
den man veroordeelt de door hem tot moeder gemaakte
vrouw schadeloos te stellen wegens „promesses fiilacieuses
de mariage, abus d'autorité ou manoeuvres dolisives"; naar
Duitschland, welks wet den man belast met de onderhoudskosten van het kind, het finantiëel deel van bevalling en
kraamtijd; naar Engeland, in deze Duitschlands gelijke, en,
last not least, naar Noorwegen, dat den verleider, zoo hij
het meisje overlaat aan haar lot, straft,
releveert hij
wat in dit ontwerp niet is te vinden:
Niet de toekenning eenor vergoeding van kosten van zwangerschap, bevalling en kraam, die toch, onafhankelijk van de virale geboorte vau het kind, althans gedeeltelijk door den man gedragen
zouden moeten worden;
ook niet de mogelijkheid voor de zwangere vrouw, om reeds vóór
de geboorte eenig geld te erlangen, toch bekend in bet ontwerp Cort
van der Linden, 1897/98 ten onzent ingediend, en in de harde werkelijkheid zoo bege rlijk;
geenerlei verdere vergopding van alle last on leed der vrouw aangedaan, „schade door de defloratie geleden", gelijk men oudlij Is zeide;
kwestieus zelfs of de vrouw do reeds door haar betaalde onderhoudskosten van den man gedeeltelijk terug zal kunnen vorderen;
geenerlei verplichting, om de vrouw van de persoonlijke verzorgiug van het kind ook maar eenigzins te ontlasten;
geenerlei afschrikkende bepaling, om den man er toe te brengen
ook tijdens de zwangerschap.zich do belangen der vrouw par te trekken.
Dat dit alles wordt gemist, wijt de Heer v. H. aan:
niet-om-gedacht. Bij aandrang van deze of gene zijde zal,
zijns bedunkens, in het tekort wel worden voorzien. Dit
echter natuurlijk een door niets gewettigd, op niets gebaseerd
geloof.
Vindt hij in het Ontwerp de vrouw genegeerd, ook hem
de rechten van het kind „uiterst krap toegemeten." Toch
— en hier komt weder boven de in den laatsten tijd alles
doof pottende strijdens-moeheid —, toch roept hij uit:
„Men kan het . . . eene goede en spoedige reize door de
staatsmachine toewenschen ..."
Buiten deze korte aanmerkingen een apprecieerende
analyse. Geen woord over het schandaal, dat ook nu
weder van eenig recht tegenover moeder en vader zijn
uitgesloten de zoogenaamd in bloedschande geteelde; geen
woord ook over de op nieuw gehuldigde onnatuurlijkheid,
dat de moeder, alhoewel de Minister zich beroept op het
„de moeder maakt geen bastaard", toch niet is moeder
ÖOCapnsbag 30 X^olti»mb0tt J904
ij». ^.
Veertiendaagsch Blad voor de /rouw.
Onder Redactie van:
W. DRUCKER en Th. P. B HAVER.
vs
iniiiiin
Abonnementsprijs per 3 maanden
f 0.75
Voor België, 't overige Buitenland en
Ned.-Indië
1.02'
Afzonderlijke Nummers
„ 0.05
Bureau van Redactie en Administratie:
Weesperzijde 14
AMSTERDAM.
Advertontiën per legel
f 0.15
Grooto letters naar nlaatruimte.
*>ookaankondigingen per regel
„ 0.10
en 4'3 maal.
Aanvragen en betrekkingen
„ 0.05
INHOUD.
Nog reus en nog eens.
lliifufre besIrUding.
tiaj«e-, Atlas- en Batoeklanden.
Binnen do trenzen.
Uit den Vreemde.
Vergaderingen.
Adrertentiën.
BERICHT.
Wie onzer leden is in het bezit van een No.
10 of 21 van den lOen jaargang? of ook Nós. 10,
12, 15 of 20 van den Hen jaargang ? Zij ontbreken
ons, en wie de serie niet gecompleteerd beeft, doet
ons een groot plezier met ze te willen afstaan. Bij
voorbaat onzen dank.
Red.
1^00 00H5 0tt nil0 00HS.
In Belang en Recht van 1 en 15 Nov. 1. 1. behandeld
v. H. het Wetsontwerp in zake onderzoek naar het vaderschap. Na een kort overzicht van lang verleden tijden,
waarin gold het oud-testamentische ducere aut dotare,
trouwen of begiftigen, geeft de schrijver als zijn meening,
dat in het ontwerp te weinig is gedaan voor de moeder,
op wie t.ch rust de zwaarste last. Niet dat hij zou willen
de verantwoordelijkheid alleen gelegd werd op den man,
maar waar draging en baring de vrouw bemoeielijkt
in haar broodwinning, toch meestal zooveel schrieler voor
haar dan voor hem, „is dus de taak van moraal, en desnoods van het recht, die lasten gedeeltelijk op den onwilligen man over te wentelen." Hier een verwijzing naar 17e
en 18e eeuw, waarin bepalingen van deze soort: ,ingeval
van doodgeboorte moest de vader de begrafenis betalen;
soms behoefde hij voor de eerste drie jaren geen onderhoud
te betalen, daar de vrouw dan geacht werd, het kind door
zoogen te voeden. Hij moest cautie stellen, dat de kinderen
niet armlastig zouden worden; en werd vaak verplicht
hen in huis te nemen. Ook zelfs de grootouders waren
soms onderhoudsplichtig."
Alhoewel de Heer v. H. vooropstelt, dat in de eerste
plaats moet worden gedacht aan het kind, vraagt hij toch:
— „Maar de vrouw, de ongehuwde moeder?" — heeft
ook zij geen recht op hulp, op schadevergoeding ? Met
verwijzing naar Frankrijk, waar de rechter van af 1845
den man veroordeelt de door hem tot moeder gemaakte
vrouw schadeloos te stellen wegens „promesses fiilacieuses
de mariage, abus d'autorité ou manoeuvres dolisives"; naar
Duitschland, welks wet den man belast met de onderhoudskosten van het kind, het finantiëel deel van bevalling en
kraamtijd; naar Engeland, in deze Duitschlands gelijke, en,
last not least, naar Noorwegen, dat den verleider, zoo hij
het meisje overlaat aan haar lot, straft,
releveert hij
wat in dit ontwerp niet is te vinden:
Niet de toekenning eenor vergoeding van kosten van zwangerschap, bevalling en kraam, die toch, onafhankelijk van de virale geboorte vau het kind, althans gedeeltelijk door den man gedragen
zouden moeten worden;
ook niet de mogelijkheid voor de zwangere vrouw, om reeds vóór
de geboorte eenig geld te erlangen, toch bekend in bet ontwerp Cort
van der Linden, 1897/98 ten onzent ingediend, en in de harde werkelijkheid zoo bege rlijk;
geenerlei verdere vergopding van alle last on leed der vrouw aangedaan, „schade door de defloratie geleden", gelijk men oudlij Is zeide;
kwestieus zelfs of de vrouw do reeds door haar betaalde onderhoudskosten van den man gedeeltelijk terug zal kunnen vorderen;
geenerlei verplichting, om de vrouw van de persoonlijke verzorgiug van het kind ook maar eenigzins te ontlasten;
geenerlei afschrikkende bepaling, om den man er toe te brengen
ook tijdens de zwangerschap.zich do belangen der vrouw par te trekken.
Dat dit alles wordt gemist, wijt de Heer v. H. aan:
niet-om-gedacht. Bij aandrang van deze of gene zijde zal,
zijns bedunkens, in het tekort wel worden voorzien. Dit
echter natuurlijk een door niets gewettigd, op niets gebaseerd
geloof.
Vindt hij in het Ontwerp de vrouw genegeerd, ook hem
de rechten van het kind „uiterst krap toegemeten." Toch
— en hier komt weder boven de in den laatsten tijd alles
doof pottende strijdens-moeheid —, toch roept hij uit:
„Men kan het . . . eene goede en spoedige reize door de
staatsmachine toewenschen ..."
Buiten deze korte aanmerkingen een apprecieerende
analyse. Geen woord over het schandaal, dat ook nu
weder van eenig recht tegenover moeder en vader zijn
uitgesloten de zoogenaamd in bloedschande geteelde; geen
woord ook over de op nieuw gehuldigde onnatuurlijkheid,
dat de moeder, alhoewel de Minister zich beroept op het
„de moeder maakt geen bastaard", toch niet is moeder