31e Jaargang.
Woensdag 7 November 1923.
No. 16.
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van: W. DRUCKER.
Abonnementsprijs per 3 maanden... f 1.—
Voor België, het overige Buitenland en
Ned.-Indlt
„1.65
Afaonderlijke Nummers
„0.10
Bureau van Redactie en Administratie:
VAN BAERLESTRAAT 148,
AMSTERDAM.
Advertentie^ per regel
f 0.15
Groote letten naar plaatsruimte.
Boekaankondlglng per regel (en 4/3 maal) „ 0.10
Aaavragen en betrekkingen
,0.05
INHOUD.
De stille kracht.
De aanwas van meisjes-leerlingen op de gymnasia.
De Vrouwen-Kamerleden en de Vlootwet.
Binnen de Gren2en.
Literatuur.
Feuilleton.
De stille kracht.
De Vlootwet is getallen en daarmede het Ministerie Ruys
de Beerenbrouck. Causaal verband er eigenlijk tusschen
deze beide zaken niet. Zoo het Ministerie zijn woord had
gepasseerd tegenover het buitenland, zou men begrijpen,
dat het de Vlootwet had vastgekoppeld aan haar al of
niet aanblijven. Maar dit denkbeeld heeft het Ministerie
gedurende de debatten verre van zich geworpen. Wat
dan evenwel deed het een Kabinersquestie forceeren
daar waar er au fond geen aanleiding toe bestond? Jaar
en dag had het Ministerie reeds geregeerd zonder een
vloot als de gewilde; van daardoor gerezen conflicten
niets vernomen. Ook niet door één der Ministers op
eenigerlei wijze bewezen, of zelfs maar geëffleureerd, dat
hier of daar een gevaarlijke vijand op den loer ligt, die
aich meester wil maken van onze Overzeesche bezittingen.
Van een ernstige reden, die het Ministerie deed aandringen op het aanvaarden van zijn plan, niets vernomen.
Hier of daar dus een ongekend, machtig motief dat het
Kabinet tot aftreden heeft doen besluiten. Immers aan te
nemen, zooals wij het voor hebben hooren stellen, dat
men hier slechts te doen heeft met een gril der Hooge
Heeren, onaanneembaar. Met een krachtproef, ja dat, dat
kan mogelijk zijn.
Daar bij de debatten is verklaard, dat de Vlootwet in
geen enkel opzicht in eenig contact stond met het buitenland, moet de beweegreden, die het Ministerie tot aftreden
deed besluiten gezocht worden in de binnenlandsche
verhoudingen. Voelde het Ministerie daar zich wankel
niettegenstaande de debatten over de Vlootwet leerden,
dat buiten deze eene zaak zelfs de tegenpartij niet aanstuurde op aftreden van het Kabinet? Meende het zich
niet opgewassen tegen de Nederiandsche camarilla, de
ambtenarij ? Trilde hier zelfs de heer Colijn, de sterke
man, die intusschen niet veel van zijn kracht heeft doen
blijken? En, en voud meu het in 's lauds belang, tevens
veiliger voor eigen prestige, te vallen over de Vlootwet
dan over een voorstel tot salarisverlaging van de ambtenaren? Beproefde men met en door de Vlootwet de al of
niet volgzaamheid der partijgenooteu ? Deze veronderstelling er natuurlijk eene uit het rijk der presumpties, maar
waar de waarheid niet uit haar doofpot komt, begint de
fantasie te werken. Wat drommel, het gaat ons betalende
en zoogenaamd mederegeerende burgers toch wel aan,
hoe de zaken er voorstaan!
Het is mogelijk dat wij in dezen heel en al mistasten,
maar zeker is, dat niet alleen afschuw voor de Vlootwet
het Ministerie heeft doen duikelen. Het was het mom
waarachter het ware aangezicht verborgen lag. Aan weerskanten was het een strijd van gemaskerden. Een stille
kracht was werkzaam waartegen het Ministerie niet op
kon tornen. Zoo niet dooreen gestrengeld ware de verlaging
der ambtenaar-salarissen en de Vlootwet, zou deze er misschien door zijn gekomen — wat wij betreurd zouden hebben
— of wel de Regeering had aan haar Vlootplan niet zooveel
gewicht gehecht. Voor ous het kabinet meer geduikeld
over de financiën, onredderbaar zoolang het parlement het
geen plein pouvoir geeft tegenover 's lands ambtenaren,
dan over de Vlootwet.
Inmiddels heeft de stille kracht het pleit gewonnen. Een
aankomende regeering zal niet licht weder de verlaging
der ambtenarensalarissen ter tafel durven brengen. Toch
zal het deficit van als wij het wel hebben honderd-veertig
millioen op de Begrooting gestopt moeten worden. Als in
alles weten de democraten ook hier natuurlijk terstond
raad. De heer Troelstra in de Kamer, anderen daarbuiten
lachen omdat hooghouden der thans demissionaire Regeering
van den gulden. Zoo spotte 27 Oct. 11. de heer Dr. M. de
Jong Hzn. met den //gave gulden*, die, volgens Procrustiaansche methode 20 pCt. weg wil hakken van de inkomsten der staatsambtenaren. Ook deze heer wil natuurlijk
bezuiniging, maar niet zoo dadelijk, zoo na verloop vanjaren.
Het Staatshuishouden moet eenvoudiger worden ingericht,
edoch zonder daarbij te raken aan de salarissen der ambtenaren of wel aan die wetten, welke han een onderdak bezorgen. Met audere woorden: aan den huidigen toestand
mag niets veranderd worden. Alleen behoeft een regeering
zich niet druk te maken over de waarde van het door
 

Evolutie [1923], 16 - 1/8

Volgende