28e Jaargang
Woensdag 18 Augustus 1920.
No. 11.
Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw.
Onder Redactie van: W. DRUCKER.
Abraaemeiitgprljg per 3 maagden... I 1.75
Veer België, het overige Buitenland ca
Med.-IaJiü
„ 0.95
Itaonderlijke Nummers
0.08
Bureau van Redaetio en Administratie i
VAN BAERLESTRAAT 148,
AMSTERDAM.
Advertenti£n per regel
I 0.1S
Groote letters naar plaatsruimte.
Boekaaokondiglng per regel (en 4/3 nmal) „ 0.10
Aanvragen ea betrekkingen
0 05
INHOUD.
Het twee-Kamer-stelsel.
Van een kleinen, grooten Ijdeltuit en de Bioscoop.
De gehuwde vrouw in Gemeenteraad en Prov. Staten.
Bedrijfsvrijheid.
In- en Uitvallen.
Binnen de Grenzen.
Uit den Vreemde.
Feuilleton.
Het twee-Kamer-stelsel.
Het Comité v. Actie tegen Art. 25 Ontwerp-Lager
Onderwijswet heeft, nadat het Ontwerp door de Tweede
Kamer was aangenomen, zich gewend tot de Eerste dito
met het verzoek haar stem niet te geven aan Art. 25,
daarstellende het instituut van hulp-onderwijzeres, welke
titulatuur staande de behandeling in de Tweede Kamer
is veranderd in onderwijzeres A. Ter oorzake van dit
adres meent het Vaderland adressanten een lesje te moeten
geven in parlementaire, tevens democratische staatkunde,
opdat zij voor den vervolge niet weder een gelijksoortige
bévue mogen begaan. Immers, altijd volgens de gegeven explicatie, mag de Eerste Kamer de macht niet
uitoefenen om een door de Tweede Kamer aangenomen
wet te verwerpen en gaat het dus niet aan zich op haar
te beroepen als cp een hof van appèl. Dit in deze te
minder, wijl geen der leden van de Tweede Kamer het
der moeite waardig had gevonden terwille van Art. 25
tegen het Ontwerp te stemmen. Indien werkelijk de
Eerste Kamer inging op dergelijke adressen, dan zou
door een achterdeur zij iets binnenhalen, waarop zij geen
aanspraak kan maken: het recht van amendement. Boven*
dien zou, zoo de Eerste Kamer gehoor verleende aan
klachten van met eenige wet niet tevreden persoonlijkheden of corporaties, zij wel zoowat geen enkele wet
kunnen accepteeren, omdat deze toch altijd is het resultaat van een door onderling overleg verkregen compromis.
Met andere woorden: als de Tweede Kamer een wet
heeft aangenomen, dan heeft ieder zich daarbij neder te
leggen, te zwijgen als een mof. De Eerste Kamer dus
maar een tooneelvertooning ter amusement van de
dilettanten-acteurs, die daar mogen medespelen en zooveel doenlijk taal, mimiek, pose, hebben na te volgen van
de werkelijke kunstenaars aan de overzijde.
Wat het Vaderland vooral hindert is, dat dit adres
mede onderteekend was door drie bekende vrouwen, de
dames v. Balen—Klaar, Wijnaendts Francken—Dijserinck
en de Vries—v. Reyden, niet alleen feministen, maar ook
partijvrouwen, die dus wel hadden moeten weten, dat,
waar haar partijvertegenwoordigers in de Tweede Kamer
zich niet sterk voor Art. 25 hadden geoccupeerd, het haar
plicht wai eveneens het zwijgen er toe te doen en zeker
uit verschuldigdheid aan haar partij niet verder hadden
mogen gaan dan het tijdens de behandeling van het
Ontwerp zenden van een adres aan de Tweede Kamer.
Zooveel partij-discipline behoorden zij er wel op na te
houden, dat zij zich openlijk niet verzetten tegen het doen
en laten der partij-corypheën in de Tweede Kamer. Maar
niet alleen is door de drie genoemde dames met het
teekenen van dit adres de stem harer partijgenooten in
deze gedesavoueerd, maar ook is door haar, tegen het
principe harer partij in, de Eerste Kamer, voor deze een
sta-in-den-weg, als honorable lichaam erkend, zelfs diens
hulp ingeroepen. Dit nu lèse majesté tegenover haar
respectieve partijen. Daarvoor hebben de partij-dames een
reprimande verdiend, die op erg vaderlijken toon haar
dan ook door het Vaderland gewordt, waarbij als verzachtende omstandigheid dienst doet: ongeschooldheid,
verkeerd inzicht in de politiek, een iets, dat op den duur
wel beteren zal. Is de weasth hier niet wat al ts veel
de vader der gedachte ? Wij toch voor ons gelooren, dat
de niet-religieuze partijen de feministen niet zoover zullen
krijgen, dat zij, alleen terwille van het partij verband,
zonder zich ook maar voor het minst te verweren, haar
sexe zullen laten achteruit dringen gelijk thans bij de
Onderwijswet is geschied.
Wij zijn het nooit eens geweest met dat geroep om
afschaffing der Eerste Kamer: in een artikel, dato 10
Aug. 1904 — dat nog ten volle haar actualiteit heeft
behouden — schreven wij, dat de Tweede Kamer, afhankelijk van, voortgedreven door haar kiezers, niet vrij
genoeg staat, om onbecritiseerd de geheelestaatsleidingop
zich te kunnen of te mogen nemen. Boven zich heeft zij
noodig een gezaghebbend lichaam, dat haar daden controleert, desnoods ze te niet kan doen. Het heden doet
zien, hoe juist wij oordeelden, toen wij destijds zeiden:
„onder onze kiezers meer niet-bezitters dan bezitters, of
 

Evolutie [1920], 11 - 1/8

Volgende