
Reacties
Het artikel Naar sexe gescheiden
sterven van Pauline Portegies
1 is
een goede aanleiding om na te
gaan waar feiten en wensen met
elkaar botsen. Tevens is het zinvol
te trachten de problematiek en de
emoties daaromheen te relativeren. Dit laatste geldt overigens
voor zowel de voor- als de tegenstanders van aparte sterftetabellen.
Iets van de emotie schuilt al in de
titel van het artikel:
Naar sexe gescheiden sterven
klinkt nogal dramatisch. Het gaat
immers bij pensioen veel meer om
leven dan om sterven. De redactie
vindt dit misschien een flauwe opmerking. Ik hoop dat dan nog
goed te maken in het vervolg van
deze reactie.
Ik zal in het navolgende nauwelijks ingaan op de juridische
kanten van de zaak. Dat is meer
de 'speeltuin' van juristen dan van
actuarissen. Ook hier vertrouw
ik maar op mijn opvatting en
ervaring dat voor zaken die
maatschappelijk wenselijk of onvermijdelijk zijn, 'vanzelf' de juridische basis ontstaat.
Dat is ook het geval met de sterftetabellen. Het is voor mij niet
meer de vraag of we bij pensioenregelingen toegaan naar het gebruik van unisex-tabellen, maar
nog slechts wanneer dat zal gaan
gebeuren. Ik sluit niet uit dat de
praktische wenselijkheid nog eerder aan het daglicht komt dan de
juridische onvermijdelijkheid. Ik
zal mij dus vooral bezighouden
met de praktische kant en met de
feiten, in plaats van met de juridische noodzakelijkheid.
Voorts wil ik toch ook de praktische en theoretische nadelen die
voor vrouwen kunnen voortvloeien uit aparte sterftetabellen enigszins relativeren. Die nadelen doen
zich in de Nederlandse pensioenpraktijk namelijk slechts in
bijzondere omstandigheden voor.
Pensioenverrekening bij echtscheiding volgens het 'recept' van
de Hoge Raad
2 is daarvan wellicht het duidelijkste voorbeeld.
Sexeneutrale sterftetabellen
Als we daarbij - èn bij afkoop
wegens emigratie - unisex sterftetafels zouden hanteren (voorschrijven) zouden de uitkomsten
vermoedelijk meer bevredigen
dan nu vaak het geval is. Het voor
de pensioenpraktijk rampzalige
wetsvoorstel inzake pensioenverevening
3 kan dan van tafel. Dat
laatste is temeer het geval als het
mogelijk zou zijn dat op gevorderde leeftijd en voor 27 november 1991 gescheiden vrouwen,
nadat de man met pensioen is gegaan, daarvan een deel kunnen
claimen via de alimentatieregeling.
Tenslotte zal ik en passant trachten een paar misverstanden uit de
weg te ruimen.
Misverstand over actuarissen
In het begin van het artikel van
Pauline Portegies wordt gemeld
dat actuarissen zich bezig zouden
houden met het verzamelen van
statistische gegevens. Vandaaruit
wordt direct de overstap gemaakt
naar de statistieken die uitwijzen
dat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen.
De suggestie dat actuarissen dergelijk materiaal verzamelen is een
misverstand. Deze gegevens komen gewoon van het CBS. Dit
materiaal wordt door actuarissen
(het Actuarieel Genootschap) geschikt gemaakt voor de actuariële
praktijk. Het is wèl de taak van
actuarissen de premies voor pensioenregelingen en levensverzekeringen vast te stellen, alsmede
te berekenen welke voorzieningen pensioenfondsen en verzekeraars moeten vormen om aan hun
verplichtingen te kunnen voldoen.
Daarbij houden zij rekening met
en anderzijds de praktische uitvoerbaarheid.
Voorts gaan zij, door resultatenanalyse, achteraf na in hoeverre
de gekozen veronderstellingen,
met name de sterftekansen, overeenstemmen met de waargenomen sterfte.
Zoals Portegies ook schrijft, leven
vrouwen gemiddeld aanmerkelijk
langer dan mannen. Het zou onjuist zijn dit te verwaarlozen.
Daarnaast zijn er inderdaad ook
andere elementen van invloed op
de levensduur, zoals leefgewoonten. Voorts blijken de sterftekansen te verschillen per land en,
zelfs binnen ons land, per streek.
Nu gaat de uitvoerbaarheid - of
het nuchtere verstand - een rol
spelen. Hoe meet je de invloed
van iemands veelal wisselende
leefgewoonten? Het al of niet roken zegt onvoldoende. Iemand
kan onlangs zijn gestopt en ook de
hoeveelheid is van belang. Hoe
lang büjft het land of de streek
van herkomst van invloed op de
levensduur? In elk geval is het
niet zinnig bij collectieve pensioenregelingen met dergelijke
moeilijk meetbare invloeden rekening te houden. Bovendien zijn
die al verdisconteerd in het door
het CBS landelijk verzamelde statistische materiaal. Zou het gaan
om een pensioenregeling voor
mensen met een duidelijk zeer gevaarlijk beroep, dan zouden actuarissen daarmee beslist wèl rekening houden. Evenzo moet
voor een groep van (grotendeels)
mannen, of vrouwen, met de voor
diè groep geldende kansen rekening worden gehouden.
Waarom aparte sterftekansen m/v
Heel eenvoudig: de verschillen
zijn groot, waardoor het onvermijdelijk is er mee rekening te
houden. De verschillen in sterftekansen m/v zijn vaak groter dan
die door geografische herkomst,
zo die al op juiste wijze meetbaar
zouden zijn.
Leefgewoonten zijn, zoals gezegd, niet op realistische wijze
meetbaar. Bovendien - en dat is
misschien wel het allerbelangrijkste - de mix van mannen en vrouwen verschilt van bedrijf tot bedrijf. Men behoeft slechts een
1993 nr 3
89
Het artikel Naar sexe gescheiden
sterven van Pauline Portegies
1 is
een goede aanleiding om na te
gaan waar feiten en wensen met
elkaar botsen. Tevens is het zinvol
te trachten de problematiek en de
emoties daaromheen te relativeren. Dit laatste geldt overigens
voor zowel de voor- als de tegenstanders van aparte sterftetabellen.
Iets van de emotie schuilt al in de
titel van het artikel:
Naar sexe gescheiden sterven
klinkt nogal dramatisch. Het gaat
immers bij pensioen veel meer om
leven dan om sterven. De redactie
vindt dit misschien een flauwe opmerking. Ik hoop dat dan nog
goed te maken in het vervolg van
deze reactie.
Ik zal in het navolgende nauwelijks ingaan op de juridische
kanten van de zaak. Dat is meer
de 'speeltuin' van juristen dan van
actuarissen. Ook hier vertrouw
ik maar op mijn opvatting en
ervaring dat voor zaken die
maatschappelijk wenselijk of onvermijdelijk zijn, 'vanzelf' de juridische basis ontstaat.
Dat is ook het geval met de sterftetabellen. Het is voor mij niet
meer de vraag of we bij pensioenregelingen toegaan naar het gebruik van unisex-tabellen, maar
nog slechts wanneer dat zal gaan
gebeuren. Ik sluit niet uit dat de
praktische wenselijkheid nog eerder aan het daglicht komt dan de
juridische onvermijdelijkheid. Ik
zal mij dus vooral bezighouden
met de praktische kant en met de
feiten, in plaats van met de juridische noodzakelijkheid.
Voorts wil ik toch ook de praktische en theoretische nadelen die
voor vrouwen kunnen voortvloeien uit aparte sterftetabellen enigszins relativeren. Die nadelen doen
zich in de Nederlandse pensioenpraktijk namelijk slechts in
bijzondere omstandigheden voor.
Pensioenverrekening bij echtscheiding volgens het 'recept' van
de Hoge Raad
2 is daarvan wellicht het duidelijkste voorbeeld.
Sexeneutrale sterftetabellen
Als we daarbij - èn bij afkoop
wegens emigratie - unisex sterftetafels zouden hanteren (voorschrijven) zouden de uitkomsten
vermoedelijk meer bevredigen
dan nu vaak het geval is. Het voor
de pensioenpraktijk rampzalige
wetsvoorstel inzake pensioenverevening
3 kan dan van tafel. Dat
laatste is temeer het geval als het
mogelijk zou zijn dat op gevorderde leeftijd en voor 27 november 1991 gescheiden vrouwen,
nadat de man met pensioen is gegaan, daarvan een deel kunnen
claimen via de alimentatieregeling.
Tenslotte zal ik en passant trachten een paar misverstanden uit de
weg te ruimen.
Misverstand over actuarissen
In het begin van het artikel van
Pauline Portegies wordt gemeld
dat actuarissen zich bezig zouden
houden met het verzamelen van
statistische gegevens. Vandaaruit
wordt direct de overstap gemaakt
naar de statistieken die uitwijzen
dat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen.
De suggestie dat actuarissen dergelijk materiaal verzamelen is een
misverstand. Deze gegevens komen gewoon van het CBS. Dit
materiaal wordt door actuarissen
(het Actuarieel Genootschap) geschikt gemaakt voor de actuariële
praktijk. Het is wèl de taak van
actuarissen de premies voor pensioenregelingen en levensverzekeringen vast te stellen, alsmede
te berekenen welke voorzieningen pensioenfondsen en verzekeraars moeten vormen om aan hun
verplichtingen te kunnen voldoen.
Daarbij houden zij rekening met
en anderzijds de praktische uitvoerbaarheid.
Voorts gaan zij, door resultatenanalyse, achteraf na in hoeverre
de gekozen veronderstellingen,
met name de sterftekansen, overeenstemmen met de waargenomen sterfte.
Zoals Portegies ook schrijft, leven
vrouwen gemiddeld aanmerkelijk
langer dan mannen. Het zou onjuist zijn dit te verwaarlozen.
Daarnaast zijn er inderdaad ook
andere elementen van invloed op
de levensduur, zoals leefgewoonten. Voorts blijken de sterftekansen te verschillen per land en,
zelfs binnen ons land, per streek.
Nu gaat de uitvoerbaarheid - of
het nuchtere verstand - een rol
spelen. Hoe meet je de invloed
van iemands veelal wisselende
leefgewoonten? Het al of niet roken zegt onvoldoende. Iemand
kan onlangs zijn gestopt en ook de
hoeveelheid is van belang. Hoe
lang büjft het land of de streek
van herkomst van invloed op de
levensduur? In elk geval is het
niet zinnig bij collectieve pensioenregelingen met dergelijke
moeilijk meetbare invloeden rekening te houden. Bovendien zijn
die al verdisconteerd in het door
het CBS landelijk verzamelde statistische materiaal. Zou het gaan
om een pensioenregeling voor
mensen met een duidelijk zeer gevaarlijk beroep, dan zouden actuarissen daarmee beslist wèl rekening houden. Evenzo moet
voor een groep van (grotendeels)
mannen, of vrouwen, met de voor
diè groep geldende kansen rekening worden gehouden.
Waarom aparte sterftekansen m/v
Heel eenvoudig: de verschillen
zijn groot, waardoor het onvermijdelijk is er mee rekening te
houden. De verschillen in sterftekansen m/v zijn vaak groter dan
die door geografische herkomst,
zo die al op juiste wijze meetbaar
zouden zijn.
Leefgewoonten zijn, zoals gezegd, niet op realistische wijze
meetbaar. Bovendien - en dat is
misschien wel het allerbelangrijkste - de mix van mannen en vrouwen verschilt van bedrijf tot bedrijf. Men behoeft slechts een
1993 nr 3
89